Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3644

Datum uitspraak2005-09-16
Datum gepubliceerd2005-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 05/43
Statusgepubliceerd


Indicatie

Registratie beëindiging


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven (zesde enkelvoudige kamer) AWB 05/43 16 september 2005 3111 Registratie beëindiging Uitspraak in de zaak van: V.O.F. BT Systeem, te Dongen, appellante, gemachtigde: mr. F.I. Piternella, advocaat te Dongen, tegen Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud, verweerder, gemachtigde: mr. B.C. Westenbroek, werkzaam bij verweerder. 1. De procedure Appellante heeft bij brief van 17 januari 2005, bij het College binnengekomen op 18 januari 2005, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 13 december 2004. Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen zijn besluit van 27 september 2004, waarbij appellantes verzoek tot beëindiging van de registratie is afgewezen. Bij brief van 27 januari 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 2 september 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigde hun standpunt nader hebben toegelicht. Namens appellante was tevens aanwezig A, vennoot van appellante. 2. De grondslag van het geschil 2.1 In het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud (Stb. 2002, 394; hierna het Instellingsbesluit) is onder andere het volgende bepaald: “ Artikel 2 1. Er is een Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud. 2. Het hoofdbedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin wordt uitgeoefend: a. het schilders- en afwerkingsbedrijf; b. het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- en vloerenbedrijf. (…).” In de Nota van Toelichting bij het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud is onder meer het volgende vermeld: “ Onder het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- of vloerenbedrijf wordt verstaan het bedrijfsmatig krachtens aanneming van werk verrichten van activiteiten gericht op het gebied van de niet-constructieve afbouw, waaronder het ter plaatse van de bestemming aanbrengen van plafond- en wandsystemen.” Bij de Verordening Registratie en inzage van boeken en bescheiden Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud (hierna: de Verordening) van 22 april 2003, in werking getreden op 31 mei 2003 (PBO-blad 2003, nr. 37), is voorzover hier van belang het volgende bepaald: “ Artikel 2 Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin een in artikel 2 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud bedoeld bedrijf wordt uitgeoefend. Artikel 3 1. Er is een register van ondernemingen, waarin gegevens worden opgenomen ten behoeve van de vervulling van de taak van het hoofdbedrijfschap. (…).” 2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan. - Appellante heeft bij brief van 22 maart 2004 verweerder verzocht haar bedrijf met terugwerkende kracht uit te schrijven. - Bij besluit van 27 september 2004 heeft verweerder appellantes verzoek afgewezen. - Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 18 oktober 2004 bezwaar gemaakt. - Op 26 november 2004 is appellante gehoord omtrent haar bezwaar. - Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. 3. Het bestreden besluit Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Hiertoe is onder meer het volgende overwogen. “Of een bedrijf al dan niet dient te worden geregistreerd bij het hoofdbedrijfschap wordt beoordeeld aan de hand van bovengenoemde Instellingsbesluit. Daarbij wordt onderzocht of de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden onder de omschrijving van het Instellingsbesluit vallen. Naar aanleiding van het verzoek om beëindiging van de registratie heeft het hoofdbedrijfschap een onderzoek verricht naar de werkzaamheden van uw cliënte. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt het bedrijf van uw cliënte als volgt omschreven: “Montage van systeemplafonds en systeemwanden”. Uit de website van uw cliënte blijkt dat zij is gespecialiseerd in het ontwerp, de montage en het onderhoud van systeemwanden en –plafonds. Uit deze gegevens heeft het hoofdbedrijfschap geconcludeerd dat uw cliente onder de werkingsfeer van het hoofdbedrijfschap valt. Uw cliënte heeft tijdens de hoorzitting aangegeven een klusbedrijf te zijn en niet onder de werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap te vallen. Echter, ook klusbedrijven, die plafond- en wandsystemen ter plaatse van bestemming aanbrengen, vallen onder de werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap.” 4. Het standpunt van appellante Appellante heeft onder meer het volgende aangevoerd. Appellante kan zich niet verenigen met het door verweerder ingesteld onderzoek om vast te stellen of zij onder het Instellingsbesluit valt. Het raadplegen van het Handelsregister en de website kan niet als maatstaf worden genomen voor de registratie. Uit het register en de website blijkt alleen gedeeltelijk welke werkzaamheden appellante verricht. Appellante heeft gesteld dat zij ook plafonds en wandsystemen verkoopt en/of aanbrengt, maar dat deze werkzaamheden niet haar hoofdwerkzaamheden zijn. Appellante doet allerlei soorten klussen. Daarnaast is appellante van mening dat verweerder haar belangen niet kan behartigen, omdat zij een zelfstandig ondernemerschap beoogt en zelf geen personeel heeft. Appellante heeft niets aan de diensten van verweerder. 5. De beoordeling van het geschil Hetgeen partijen verdeeld houdt, is de beantwoording van de vraag of in de onderneming van appellante een bedrijf als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Instellingsbesluit wordt uitgeoefend. Blijkens de toelichting op het Instellingsbesluit wordt onder het stukadoors-, afbouw-, terrazzo- of vloerenbedrijf verstaan het bedrijfsmatig krachtens aanneming van werk verrichten van activiteiten op het gebied van de niet-constructieve afbouw, waaronder het ter plaatse van de bestemming aanbrengen van plafond- en wandsystemen. Vast is komen te staan dat appellantes werkzaamheden onder meer bestaan uit het leveren en plaatsen van systeemwanden en systeemplafonds. Gelet op vorenvermelde bepaling uit het Instellingsbesluit en de toelichting hierop is appellante dan ook terecht geregistreerd. Dat appellante naast voornoemde werkzaamheden ook andere activiteiten verricht, maakt het voorgaande niet anders. Appellante heeft in beroep niet aannemelijk kunnen maken dat het plaatsen van systeemwanden en –plafonds slechts sporadisch gebeurt en dat in appellantes onderneming derhalve geen afbouwbedrijf wordt uitgeoefend. Het feit dat appellante meent geen voordeel te genieten van de activiteiten van verweerder, doet er ook niet aan af dat verweerder ingevolge artikel 2 van het Instellingsbesluit en de artikelen 2 en 3 van de Verordening appellantes onderneming dient te registreren. Gelet op vorenoverwogene dient het beroep dan ook ongegrond te worden verklaard. Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 6. De beslissing Het College verklaart het beroep ongegrond. Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Vazquez Muñoz als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 september 2005. w.g. C.M. Wolters w.g. M.H. Vazquez Muñoz