
Jurisprudentie
AU3733
Datum uitspraak2005-09-14
Datum gepubliceerd2005-10-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersRek. 05/395 RDK
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersRek. 05/395 RDK
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bezwaarschrift, DNA-profiel, ontvankelijkheid, minderjarige, artikel 2 lid 1 sub b
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Rekestnummer: 05/395
Parketnummer 17/076043-04
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer d.d. 14 september 2005 op het bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, ingediend door:
[klager],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Procesverloop
Het bezwaarschrift is op 11 augustus 2005 ingekomen ter griffie en richt zich tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde. De behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op 7 september 2005.
Motivering
De rechtbank zal aan het feit dat er géén akte van indiening van het bezwaarschrift is opgemaakt geen gevolgen verbinden, nu de datum van binnenkomst van het bezwaarschrift voldoende vaststaat en veroordeelde bij de behandeling in raadkamer aanwezig was, zodat tevens vaststaat dat hij het bezwaarschrift wenste in te dienen.
Klager is ontvankelijk in zijn bezwaarschrift nu dit binnen de wettelijke termijn is ingediend.
Bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 22 februari 2005 is klager veroordeeld, onder meer terzake mishandeling, tot het verrichten van een werkstraf.
Namens klager is betoogd dat de veroordeling geen betrekking had op een ernstig delict, nu het een eenvoudige mishandeling betrof, zodat de onderhavige veroordeling niet valt binnen de doelstelling van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
De rechtbank passeert dit verweer. Artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht is in de Wet uitdrukkelijk aangewezen als delict op grond waarvan over kan worden gegaan tot afname van celmateriaal, zulks in combinatie met oplegging van een straf in de zin van artikel 77h, eerste lid onder a van het Wetboek van Strafrecht.
In het bezwaarschrift wordt daarnaast gesteld dat er sprake is van een uitzonderingsgeval als bedoeld in artikel 2 lid 1 sub b van de Wet, gezien de aard van het misdrijf en de bijzondere omstandigheden, te weten een uit de hand gelopen onenigheid tussen vrienden.
De rechtbank ziet hierin geen argumenten die kunnen leiden tot toepassing van het betreffende artikel. Blijkens de kamerstukken bij dit wetsvoorstel (de Nota naar aanleiding van het verslag en de Memorie van Toelichting) ziet deze bepaling immers enerzijds op die misdrijven waarbij geen celmateriaal kan worden achtergelaten en anderzijds op objectief waardeerbare omstandigheden waardoor het onderzoeksbelang ontbreekt.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beschikking is gegeven op 14 september 2005 door mr. A.H.M. Dölle, rechter, bijgestaan door H.O. de Boer als griffier.