Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3742

Datum uitspraak2005-08-25
Datum gepubliceerd2005-10-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/976402-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

"Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting": géén limitatieve opsomming verlofgronden. De wetsgeschiedenis bij artikel 21, eerste lid: "Hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van deze regeling zijn opgesomd, wordt niet uitgesloten dat ook andere gebeurtenissen de aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en verlenen van incidenteel verlof". De in de regeling gegeven opsomming is, gelet op dit citaat, niet limitatief te achten. De rechter is in dergelijke gevallen ingevolge het bepaalde in artikel 80, lid 6, van het Wetboek van Strafvordering niet bevoegd schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. De directeur van de inrichting dient te beslissen.


Uitspraak

Rechtbank Roermond Parketnummer: 04/976402-05 Beschikking van de rechtbank Roermond op het verzoekschrift in de zaak van de verdachte: Naam : [naam] Geboortedatum : [geboortedatum] Geboorteplaats : [geboorteplaats] Thans verblijvende in de P.I. Limburg- Zuid - HvB Overmaze te Maastricht (c.q. enig ander huis van bewaring in Nederland). De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis krachtens een bevel tot verlenging van de gevangenhouding d.d. 14 april 2005. Bij het verzoekschrift d.d. 17 augustus 2005 is de rechtbank verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte te bevelen. De rechtbank heeft op 25 augustus 2005 de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. P.M. Szymkowiak, advocaat te Maastricht, gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst. Sinds 1 juli 2005 bepaalt het 6e lid van dit artikel -kort gezegd- dat de rechter een dergelijk bevel niet kan geven in de gevallen waarin verlof kan worden verleend op grond van het bepaalde bij of krachtens de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). In de krachtens de Pbw geldende "Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting" (de Regeling) bepaalt artikel 21, eerste lid: "Incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is". De wetsgeschiedenis bij dit artikel geeft de navolgende toelichting: "Het incidenteel verlof beoogt de gedetineerde in staat te stellen om bijzondere gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer bij te wonen, althans voor zover zijn aanwezigheid daarbij om redenen van humane aard of met het oog op resocialisatie noodzakelijk wordt geacht. Hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van deze regeling zijn opgesomd, wordt niet uitgesloten dat ook andere gebeurtenissen de aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en verlenen van incidenteel verlof". Het onderhavige verzoek is gericht tot de rechtbank op grond van de stelling dat de Regeling limitatief de gebeurtenissen opsomt waarvoor een verzoek tot incidenteel verlof kan worden verleend. Daarbij is voorts aangevoerd dat de directeur van inrichting waar de verdachte thans verblijft al het standpunt heeft ingenomen dat hij niet bevoegd is om verlof te verlenen, omdat de daarvoor door de verdachte aangevoerde reden (het bijwonen van de huwelijkssluiting van verdachtes beste vriend) niet in de opsomming van de regeling voor komt. De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte aangevoerde reden valt binnen de reikwijdte van het in artikel 21, lid 1 van de Regeling bepaalde. De in de regeling gegeven opsomming is -gezien de bovengeciteerde toelichting daarbij- niet limitatief te achten. Het onderhavige verzoek dient dan ook te worden aangemerkt als een geval waarin verlof kan worden verleend op grond van het bepaalde bij of krachtens de Regeling. Dan is de rechter ingevolge het bepaalde in artikel 80, lid 6, van het Wetboek van Strafvordering niet bevoegd schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing. De rechtbank: verklaart zich niet bevoegd schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Deze beschikking is gegeven op 25 augustus 2005 door mrs. M.J.A.G. van Baal, D.C.M. Bomans en Y.J.C.A. Roeffen, rechters, waarvan mr. D.C.M. Bomans voorzitter, en P. van Kaam-Wolfswinkel als griffier.