
Jurisprudentie
AU3761
Datum uitspraak2005-09-27
Datum gepubliceerd2005-10-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506994/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-10-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506994/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 23 juni 2005 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een pluimveehouderij gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Someren, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 30 juni 2005 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200506994/2.
Datum uitspraak: 27 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Someren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2005 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een pluimveehouderij gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Someren, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 30 juni 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 8 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 september 2005, waar verzoekers, waarvan [gemachtigde] in persoon, bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, en verweerder, vertegenwoordigd door F.F.M. van der Wiel, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers hebben onder meer aangevoerd dat de directe omgeving van de inrichting waar bij het bestreden besluit vergunning voor is verleend (hierna: de omgeving) ten onrechte door verweerder is ingedeeld in categorie III van de brochure Veehouderij en Hinderwet (hierna: de brochure). Zij menen dat gezien de grote concentratie niet agrarische bebouwingen in de omgeving, deze had moeten worden ingedeeld in categorie II van de brochure.
2.3. Verweerder heeft bij de beoordeling van de stankhinder de Richtlijn veehouderij en stankhinder 1996 (hierna: de Richtlijn) gehanteerd, voorzover het de afstandsgrafiek betreft. Bij de bepaling van de omgevingscategorieën heeft hij de brochure gehanteerd.
Vaststaat dat niet aan de afstandseisen uit de Richtlijn wordt voldaan ingeval de niet-agrarische bebouwingen in de omgeving moeten worden ingedeeld in categorie II uit de brochure.
2.4. Naar het oordeel van de Voorzitter leent deze procedure zich niet voor beantwoording van de vraag of de bebouwing in de omgeving moet worden ingedeeld in categorie II of III van de brochure. De Afdeling zal deze vraag in de bodemprocedure moeten beantwoorden.
Vaststaat echter dat aan de Ruiter meerdere verspreid liggende niet-agrarische bebouwingen zijn gelegen die aan de omgeving mogelijk een bepaalde woonfunctie verlenen. De Voorzitter is derhalve van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat deze bebouwing moet worden ingedeeld in categorie II van de brochure. Gelet hierop ziet de Voorzitter, bij afweging van de betrokken belangen, aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Someren van 23 juni 2005;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Someren tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 707,71 (zegge: zevenhonderdzeven euro en eenenzeventig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Someren aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Someren aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2005
312.