Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3788

Datum uitspraak2005-09-29
Datum gepubliceerd2005-10-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507575/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 8 juli 2005, kenmerk WM 04032, heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Autoradam Almere B.V." een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, verleend voor het veranderen de inrichting, zijnde een tankstation met winkel, gelegen op het perceel Kweekgrasstraat 2-4 te Almere, kadastraal bekend gemeente Almere, sectie O, nummer 5038. Dit besluit is op 19 juli 2005 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200507575/2. Datum uitspraak: 29 september 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: 1.    [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], 2.    [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Almere, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 8 juli 2005, kenmerk WM 04032, heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Autoradam Almere B.V." een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, verleend voor het veranderen de inrichting, zijnde een tankstation met winkel, gelegen op het perceel Kweekgrasstraat 2-4 te Almere, kadastraal bekend gemeente Almere, sectie O, nummer 5038. Dit besluit is op 19 juli 2005 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben verzoeker sub 1 bij brief van 29 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en verzoekers sub 2 bij brief van 29 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Bij brieven van 29 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoeker sub 1 en sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 19 september 2005, waar verzoeker sub 1 in persoon, bijgestaan door mr. C.M. Leliveld, advocaat te Den Haag, verzoekers sub 2 in persoon, bijgestaan door mr. E.M. Hoveniers, advocaat te Almere, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. T.W.M. Bot, ing. D.L. Eckert en T. Theunissen, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. W. Lever, advocaat te Alphen aan den Rijn, [directeur], [gemachtigden]. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. 2.3.    De verandering betreft een uitbreiding van de openingstijden van het tankstation tussen 23.00 en 6.00 uur en de bijbehorende winkel tot 24.00 uur. 2.4.    Inzake het door verzoekers gestelde met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit overweegt de Voorzitter dat niet is gebleken dat verzoekers een grond inzake luchtkwaliteit als bedenking tegen het ontwerp van het besluit hebben ingebracht. Dit brengt met zich dat deze grond in de bodemprocedure niet aan de orde zal kunnen komen. De Voorzitter wijst derhalve het verzoek in zoverre af. 2.5.    Verzoekers vrezen geluidhinder te zullen ondervinden vanwege de verlengde openstelling van de winkel en de nachtelijke openstelling van het tankstation. Verzoekers voeren hierbij aan dat uit een eerder akoestisch onderzoek is gebleken dat in de nachtperiode niet aan de geluidgrenswaarden kan worden voldaan. 2.5.1.    Ter zitting is naar voren gekomen dat het bedoelde eerdere akoestisch onderzoek, dat geen onderdeel uitmaakt van de onderhavige aanvraag, uitwees dat in de nachtperiode bij nachtelijke openstelling van de inrichting niet aan de geluidgrenswaarden voor het piekgeluid kon worden voldaan vanwege het gebruik van de uitrit aan de Kweekgrasstraat. Thans dient in de nachtperiode de inrit aan de Grasweg tevens als enige uitrit, zodat volgens het bij de aanvraag overgelegde akoestisch rapport van Lichteveld Buis & Partners BV van 22 oktober 2004 in de nachtperiode wel aan deze geluidgrenswaarden kan worden voldaan bij de aangevraagde nachtelijke openstelling van de inrichting. Voorshands is niet gebleken dat dit onjuist is. De Voorzitter ziet in zoverre geen aanleiding voor toewijzing van de verzoeken. 2.6.    Voorzover verzoekers aanvoeren dat niet is voldaan aan vergunningvoorschrift 5, overweegt de Voorzitter dat ter zitting door verweerder en vergunninghoudster naar voren is gebracht dat zodanige fysieke maatregelen zijn getroffen, dat aan dit voorschrift wordt voldaan. Dit is door verzoekers niet bestreden. Hierin is derhalve geen aanleiding gelegen voor toewijzing van de verzoeken. 2.7.    Voorzover verzoekers stellen dat in de nachtperiode een toezichthouder in de inrichting aanwezig dient te zijn ter voorkoming van overlast, overweegt de Voorzitter dat verweerder terzake een zekere beoordelingsvrijheid toekomt. De Voorzitter ziet hierin evenmin aanleiding voor toewijzing van de verzoeken. 2.8.    Verzoekers hebben in hun verzoeken en tevens ter zitting gewezen op de verschillende vormen van overlast, die zij nu reeds van activiteiten in en om het tankstation ondervinden. Deze klachten komen de Voorzitter, mede gelet op de beperkte afstand tussen het tankstation en de aanwezige woonbebouwing, niet op voorhand onaannemelijk voor. Ter beoordeling staat echter of ten aanzien van het voorliggende besluit een voorlopige voorziening dient te worden getroffen. 2.9.    Gelet op het vorenoverwogene ziet de Voorzitter aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst de verzoeken af. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen    w.g. Melse Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2005 191-424.