Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3794

Datum uitspraak2005-10-05
Datum gepubliceerd2005-10-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200408173/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 25 augustus 2004, kenmerk DSO 04114842/Wm 2953.2, heeft verweerder aan de stichting "Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland", gevestigd te Hoofddorp, handelend onder de naam "Holland Casino Utrecht" een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, verleend voor het oprichten en in werking hebben voor een tijdsduur van maximaal 5 jaar van een casino gelegen aan de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummers […] (ged.) en […] (ged.).


Uitspraak

200408173/1. Datum uitspraak: 5 oktober 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "Bewoners Overleg City Project" en de stichting "Stichting Stedenbouwkundig Herstel", beide gevestigd te Utrecht, appellanten, en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 25 augustus 2004, kenmerk DSO 04114842/Wm 2953.2, heeft verweerder aan de stichting "Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland", gevestigd te Hoofddorp, handelend onder de naam "Holland Casino Utrecht" een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, verleend voor het oprichten en in werking hebben voor een tijdsduur van maximaal 5 jaar van een casino gelegen aan de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummers […] (ged.) en […] (ged.). Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 2 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Bij brief van 12 oktober 2004, kenmerk DSO 04118389/Wm 2953, heeft verweerder medegedeeld dat het besluit van 25 augustus 2004 is ingetrokken. Bij besluit van 13 oktober 2004, kenmerk DSO 04118381/Wm 2953.2, heeft verweerder aan de stichting "Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland", gevestigd te Hoofddorp, handelend onder de naam "Holland Casino Utrecht" (hierna: vergunninghoudster) opnieuw een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, verleend voor het oprichten en in werking hebben voor een tijdsduur van maximaal 5 jaar van een casino gelegen aan de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummers […] (ged.) en […] (ged.). Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 21 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Bij brief van 6 januari 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 11 april 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2005, waar van appellanten [gemachtigde], bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door ing. W.A. Bulthuis en mr. T. van Esch, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigden]. 2.    Overwegingen 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. 2.2.    Ter zitting hebben appellanten hun beroep van 2 oktober 2004 gericht tegen het besluit van 25 augustus 2004 en de gronden inzake geluid in het beroep tegen het besluit van 13 oktober 2004 ingetrokken. 2.2.1.    Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de beroepsgronden met betrekking tot de milieubelasting door verkeer van en naar de inrichting en de luchtkwaliteit niet-ontvankelijk zijn, omdat zij geen grondslag vinden in de bedenkingen.    Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, (oud) van de Wet milieubeheer kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door: a.    degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit; b.    de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit; c.    degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht; d.    belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.    Anders dan verweerder heeft gesteld vinden deze beroepsgronden wel hun grondslag in de bedenkingen. In de bedenkingen van het Bewoners Overleg City Project wordt immers melding gemaakt van nadelige milieuaspecten, in het bijzonder lucht, en milieueffecten van autoverkeer. De Stichting Stedenbouwkundig Herstel heeft in haar bedenkingen aangevoerd dat op verschillende plaatsen langs de naar de inrichting leidende wegen een onaanvaardbare milieubelasting optreedt. De omstandigheid dat daarbij wordt verwezen naar het milieu-effectrapport "Holland Casino, aanvulling op MER 1e fase Stationsgebied Utrecht", betekent niet dat, zoals verweerder ter zitting heeft betoogd, die bedenking zich uitsluitend tegen het milieu-effectrapport en niet tegen de verleende milieuvergunning richt. Het beroep is daarom ontvankelijk. 2.3.    Appellanten stellen dat het milieu-effectrapport "Holland Casino, aanvulling op MER 1e fase Stationsgebied Utrecht" van maart 2004 onvolledig is. 2.3.1.    Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de inhoud van dit milieu-effectrapport, dat is opgesteld ten behoeve van de bestemmingsplanherziening voor het gebied waarin het casino ligt, in het kader van de onderhavige milieuvergunning niet aan de orde is. 2.3.2.    Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer worden bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten aangewezen, die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Daarbij worden een of meer besluiten van bestuursorganen terzake van die activiteiten aangewezen, bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt.    Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (hierna: het Besluit) worden als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel C van de bijlage is omschreven.    Ingevolge onderdeel C, onder 10.1, van de bijlage bij het Besluit, voorzover thans van belang, is het maken van een milieu-effectrapport verplicht voor de aanleg van een recreatieve of toeristische voorziening die 500.000 of meer bezoekers per jaar aantrekt, bij de vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg voorziet. 2.3.3.    Uit de stukken blijkt dat het casino een recreatieve voorziening is die 500.000 of meer bezoekers per jaar aantrekt. Dit betekent dat voor het nemen van het onderhavige besluit - dat niet inhoudt de vaststelling van een ruimtelijk plan - het maken van een milieu-effectrapport niet verplicht is. Het milieu-effectrapport "Holland Casino, aanvulling op MER 1e fase Stationsgebied Utrecht" van maart 2004, dat ten behoeve van de bestemmingsplanherziening ter plaatse is opgesteld, staat derhalve in deze procedure niet ter beoordeling. De beroepsgrond treft geen doel. 2.4.    Appellanten stellen dat ten gevolge van het in werking zijn van de inrichting een toename van de luchtverontreiniging langs de wegen rondom de inrichting plaatsvindt. Daarbij wijzen zij erop dat de geldende grenswaarden voor stikstofdioxide en zogenoemd fijn stof ook zonder het in werking zijn van de inrichting al wordt overschreden. 2.4.1.    Verweerder heeft in luchtverontreiniging door het verkeer van en naar de inrichting geen aanleiding gezien de aangevraagde vergunning te weigeren dan wel aan de vergunning nadere voorschriften te verbinden. 2.4.2.    In de artikelen 8 en 13 van het Besluit luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen inzake stikstofdioxide respectievelijk zwevende deeltjes. Deze grenswaarden moeten bij het nemen van een besluit als het onderhavige in acht worden genomen. 2.4.3.    De Afdeling stelt vast dat de bij het bestreden besluit verleende vergunning een groter bezoekersaantal toestaat dan was toegestaan toen de inrichting nog onder de reikwijdte van het Besluit horeca-, sport en recreatie-inrichtingen milieubeheer viel. Een groter bezoekersaantal leidt tot meer verkeersbewegingen van en naar de inrichting. Aannemelijk is dat de bijdrage van de onderhavige inrichting aan de concentraties van stikstofdioxide en zwevende deeltjes langs wegen nabij de inrichting zal toenemen. Verweerder heeft ter voorbereiding van zijn besluit tot vergunningverlening evenwel niet onderzocht of kan worden voldaan aan de ingevolge het Besluit luchtkwaliteit geldende grenswaarden en heeft in zijn besluit niet gemotiveerd hoe het bestreden besluit met het Besluit luchtkwaliteit is te verenigen. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevant feiten en de af te wegen belangen vergaart, en in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht ontoereikend gemotiveerd. 2.5.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. 2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep gegrond; II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht van 13 oktober 2004, kenmerk DSO 04118381/Wm 2953.2; III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Utrecht tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Utrecht aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV.    gelast dat de gemeente Utrecht aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,00 (zegge: tweehonderddrieënzeventig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld    w.g. Van Heusden Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2005 163-424.