
Jurisprudentie
AU3842
Datum uitspraak2005-10-06
Datum gepubliceerd2005-10-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers200264 / KG ZA 05-857
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2005-10-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers200264 / KG ZA 05-857
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
In dit kort geding is summierlijk van de ondeugdelijkheid van de door Oriontaxi ingstelde vordering tegen UTC gebleken. Niet aannemelijk is dat Oriontaxi aanspraak kan maken op terugbetaling van inleggelden en vergoeding van schade, bestaande uit een waardevermindering van de exploitatierechten en gederfde omzet. Voor deze laatste twee elementen ontbreekt met name het causaal verband.
Uitspraak
200264 / KG ZA 05-857
RECHTBANK UTRECHT
Sector Handels - en Familierecht
VONNIS
van de voorzieningenrechter
in het kort geding van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UTRECHTSE TAXI CENTRALE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
procureur mr. P.A.W. Standhardt-Jonkers,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORION TAXI B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
procureur mr. R. Everwijn.
Partijen zullen hierna UTC en Oriontaxi genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van UTC
- de pleitnota van Oriontaxi.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
UTC exploiteert een taxitelefoon-mobilofooncentrale ten behoeve van de taxiondernemers die lid zijn van de Coöperatieve Utrechtse Taxi Centrale u.a. (hierna: de Coöperatie). De Coöperatie is enig aandeelhouder van UTC Financiering en Beheer BV, welke vennootschap op haar beurt alle aandelen houdt van UTC.
2.2. Tussen UTC enerzijds en Oriontaxi V.O.F. als ondernemer anderzijds is op 7 februari 2001 een samenwerkingsovereenkomst gesloten die er toe strekt dat Oriontaxi, als een bij de Coöperatie aangesloten ondernemer, gebruikt maakt van diensten van UTC.
2.3. Tussen UTC en de bij haar aangesloten ondernemers bestaat, kort gezegd, een rekening-courantverhouding, waarbij de ondernemers een maandelijks overzicht ontvangen van de bedragen die de ondernemer tegoed heeft uit hoofden van gereden rekeningwerk, en de bedragen die de ondernemer verschuldigd is uit hoofde van door UTC geleverde diensten en goederen.
2.4. De Coöperatie heft bij toetreding van een lid inleggeld. Daarnaast geeft zij zogeheten
exploitatierechten/nummers uit. Daarmee verkrijgt een ondernemer het recht om met een taxi aangesloten te zijn bij, en ritopdrachten te krijgen van UTC.
2.5. Oriontaxi V.O.F. heeft 19 van haar exploitatierechten overgedragen aan Gebr. Jansen Holding
B.V. Deze vennootschap is op 1 oktober 2003 lid geworden van de Coöperatie. Vanaf 1 oktober 2003 zijn zowel Oriontaxi V.O.F. als Gebr. Jansen Holding B.V. lid van de Coöperatie geweest. Het laatste exploitatierecht van Oriontaxi V.O.F. is augustus 2004 door Gebr. Jansen Holding B.V. overgenomen.
2.6. Bij emailbericht van 9 februari 2005 heeft [betrokkene], in zijn hoedanigheid van algemeen directeur van Oriontaxi B.V. aan UTC verzocht alle exploitatierechten van de Gebr. Jansen Holding B.V. per 1 februari 2005 over te schrijven naar Oriontaxi B.V. Van dit verzoek tot mutatie is vervolgens bij brieven van 17 februari en 25 februari 2005 aan alle leden van de Coöperatie mededeling gedaan. Aangezien er geen bezwaren kenbaar zijn gemaakt, is Oriontaxi B.V. per 1 februari 2005 als lid toegelaten.
2.7. Ingevolge artikel 15 van de statuten van de Coöperatie zal in geval van beëindiging van het lidmaatschap een uitkering aan het lid plaatsvinden. Deze uitkering wordt bepaald door de waarde die aan het lidmaatschap wordt toegekend op basis van een aantal in dat artikel vermelde waarden. Ingevolge het tweede lid van dit artikel komt een lid voor een uitkering slechts in aanmerking indien zijn lidmaatschap tenminste vijf volle kalenderjaren ononderbroken heeft voortgeduurd.
Voorts bepaalt artikel 8 lid 1 van de statuten het volgende:
“Opzegging door een lid (…) kan slechts geschieden tegen het einde van een boekjaar en met
inachtneming van een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden en voorts slechts
hetzij bij afzonderlijk schrijven hetzij bij een door het lid ondertekende en gedagtekende
verklaring in de boeken van de vereniging. Het lid dat de opzegging doet ontvangt daarvan
een schriftelijke bevestiging van het bestuur.
Het lidmaatschap kan echter met onmiddellijke ingang worden opgezegd als redelijkerwijs
niet van het lid gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.”
Artikel 10 lid 2 van de samenwerkingsovereenkomst kent een soortgelijke bepaling.
2.8. Bij brieven van 31 mei 2005 heeft Oriontaxi haar lidmaatschap van de Coöperatie opgezegd. Daarbij heeft zij medegedeeld dat van rechtswege per 31 mei 2005 ook de samenwerkingsovereen-komst tussen Oriontaxi en UTC is beëindigd.
2.9. De raadsvrouwe van UTC heeft bij brief van 10 juni 2005 aan Oriontaxi onder meer medegedeeld dat (ingevolge artikel 10 sub b van de samenwerkingsovereenkomst) opzegging van het lidmaatschap slechts tegen het einde van het boekjaar kan geschieden zodat het lidmaatschap en de verplichting tot betaling van de maandelijkse bijdragen tot 31 december 2005 voortduurt.
2.10. Op 22 juni 2005 heeft Oriontaxi ten laste van UTC conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de naamloze vennootschap ING BANK N.V. en de naamloze vennootschap Postbank N.V.
In het verzoekschrift ter verkrijging van het verlof tot het doen leggen van deze beslagen heeft Oriontaxi gesteld dat UTC toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen voortvloeiende uit de samenwerkingsovereenkomst en onrechtmatig jegens Oriontaxi heeft gehandeld waardoor Oriontaxi een schade van EUR 700.000,-- heeft geleden. Daarnaast heeft Oriontaxi gesteld dat zij nog een tegoed heeft van circa EUR 25.000,-- wegens gereden ritten op rekening en een bedrag van
EUR 48.300,-- vanwege betaalde inleggelden voor 21 exploitatierechten.
2.11. Bij gelijkluidende exploten van 6 juli 2005 heeft Oriontaxi zowel UTC als de Coöperatie doen dagvaarden in een bodemprocedure.
Het geschil
UTC vordert - samengevat - de opheffing van de door Oriontaxi gelegde beslagen en een verbod om opnieuw beslag te leggen. Een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Oriontaxi in de kosten van dit geding.
Oriontaxi voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
UTC legt aan haar vordering tot opheffing van het beslag de stelling ten grondslag dat Oriontaxi niets van haar te vorderen heeft en dat het beslag onrechtmatig is gelegd en vexatoir.
4.3. Oriontaxi heeft haar vordering op UTC als volgt toegelicht.
de inleggelden
Oriontaxi stelt dat zij als rechtsopvolgster van Oriontaxi V.O.F. en omdat haar directeur al op 1 november 1999 lid van de Coöperatie was, gedurende een periode van minimaal 5 jaar ononderbroken lid van de Coöperatie is geweest. Oriontaxi stelt dat zij ingevolge de statuten van de Coöperatie recht heeft op uitkering van haar inleggelden. Nu UTC in mei, juni en juli van dit jaar nummers voor het bedrag van EUR 2.300,-- heeft uitgegeven, heeft Oriontaxi in ieder geval recht op EUR 48.300,-- voor 21 nummers.
de schade
[betrokkene] heeft in de periode 1999 tot 2003 in totaal 21 nummers (exploitatierechten) verworven en heeft daarvoor in totaal een bedrag van EUR 525.000,-- voldaan. De boekwaarde van deze investering was ten tijde van de opzegging door Oriontaxi EUR 222.760,--. Oriontaxi lijdt, nu deze rechten thans nog een waarde van EUR 48.3000,-- vertegenwoordigen, derhalve een aantoonbare schade van EUR 174.460,--.
Deze schade dient voor rekening van UTC te komen aangezien UTC heeft nagelaten om structureel in te springen op de enorme wijzigingen die zich in het marktsegment hebben voorgedaan. UTC heeft immers geen inspanningen verricht om haar klantenkring te vergroten en heeft zich in meerdere opzichten niet op kwalitatief hoogwaardig vervoer gericht. De waardevermindering van de inleggelden en de geringe waarde die de exploitatierechten thans nog vertegenwoordigen zijn een rechtstreeks gevolg van het door UTC gevoerde beleid.
Voorts lijdt Oriontaxi schade omdat de gemiddelde uuromzet van EUR 23,-- exclusief BTW is gezakt naar EUR 17,30 exclusief BTW. Oriontaxi heeft in 2004 72.800 uren gereden, hetgeen ertoe heeft geleid dat zij een omzet heeft gederfd van EUR 414.960,-- exclusief BTW.
de werkzaamheden
Oriontaxi stelt dat zij uit hoofde van de door haar voor UTC gereden ritten nog een bedrag van
EUR 25.752,67 van UTC te vorderen heeft.
4.4. Vooropgesteld wordt dat Oriontaxi niet aannemelijk heeft gemaakt dat de samenwerking met UTC op een rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen. Ingevolge artikel 8 van de statuten van de Coöperatie en artikel 10 lid 2 van de samenwerkingsovereenkomst, is beëindiging van het lidmaatschap en van de samenwerking slechts mogelijk tegen het einde van een kalenderjaar met inachtneming van een opzegtermijn van minimaal drie maanden. Oriontaxi heeft die bepaling niet in acht genomen. Oriontaxi heeft weliswaar gesteld dat in de statuten tevens is bepaald dat het lidmaatschap met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd indien van de ondernemer redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren, doch niet aannemelijk is dat deze bepaling voor de situatie als de onderhavige is bedoeld.
Nu aannemelijk is dat het lidmaatschap van Oriontaxi voortduurt, is Oriontaxi voor de duur van het lopende boekjaar nog 8 termijnen verschuldigd voor de maandelijkse dienstverlening van UTC voor 21 exploitatierechten. Dit resulteert in de een vordering van UTC op Oriontaxi van EUR 99.960,--.
UTC heeft de vordering van Oriontaxi uit hoofde van de verrichtte werkzaamheden volledig erkend, maar stelt dat zij die vordering mag verrekenen met die hiervoor bedoelde vordering op Oriontaxi.
De bevoegdheid van UTC om de vordering te verrekenen is als zodanig niet door Oriontaxi betwist.
4.5. Met betrekking tot de inleggelden wordt het volgende overwogen. UTC heeft aannemelijk gemaakt dat de vordering strekkende tot uitkering van de waarde van de exploitatierechten een vordering op de Coöperatie betreft en derhalve niet als deugdelijke vordering op UTC kan worden aangemerkt. Bovendien heeft UTC aannemelijk gemaakt dat Oriontaxi überhaupt geen recht op uitkering toekomt aangezien Oriontaxi pas sinds 1 februari 2005, en derhalve geen vijf volle kalenderjaren, als lid van UTC is ingeschreven. In dat verband is van belang dat Oriontaxi in onvoldoende mate heeft weersproken dat niet [betrokkene], maar zijn broers vennoten van Oriontaxi V.O.F. waren, dat [betrokkene] heeft gesteld dat alle activiteiten van Oriontaxi V.O.F. zijn ingebracht in Oriontaxi B.V., terwijl feitelijk vast staat dat de exploitatierechten zijn overgenomen door Gebr. Jansen Holding B.V. zodat het lidmaatschap van Oriontaxi V.O.F. reeds in 2004 is geëindigd.
4.6. UTC heeft tenslotte aannemelijk gemaakt dat zij niet aansprakelijk is voor de door Oriontaxi gestelde schade. Tussen partijen is niet in geschil dat het aantal taxi’s sedert het jaar 2000 ongeveer is verdrievoudigd en dat de concurrentie met name in het straattaxisegment dientengevolge fors is toegenomen. Ook is tussen partijen niet in geschil dat mede om de hiervoor genoemde reden, de exploitatierechten van de ondernemers fors in waarde zijn gedaald. Het fluctueren van de marktwaarde van een dergelijk exploitatierecht dient vooralsnog als een bedrijfsrisico voor de betreffende ondernemer te worden aangemerkt. Voorts heeft UTC aannemelijk gemaakt dat de ledenvergadering van de Coöperatie, waaronder derhalve ook Oriontaxi, in augustus 2004 heeft besloten het ledenaantal met 25 exploitatierechten uit te breiden omdat 52 exploitatierechten tengevolge van een faillissement van een taxiondernemer waren komen te vervallen. Ook de hoogte van de inleggelden en de hoogte van de uit te geven exploitatierechten is in die ledenvergadering besproken en onttrekt zich aan het door UTC gevoerde beleid. Bovendien is niet komen vast te staan dat de waarde van een exploitatierecht gelijk is aan de hoogte van het inleggeld.
Oriontaxi heeft daarnaast gesteld dat de waarde van de exploitatierechten zijn gedaald omdat UTC geen goed beleid heeft gevoerd en tekortgeschoten is in haar verplichtingen jegens de bij haar aangesloten ondernemers. Oriontaxi heeft in dit kader aangevoerd dat UTC niet tijdig is ingesprongen op de wijzingen in de markt en heeft een aantal punten van kritiek geuit. Uit de door UTC overgelegde notulen van de ledenvergaderingen is echter gebleken dat een aantal van Oriontaxi afkomstige voorstellen, waaronder het “eigen werk rijden” door de ledenvergadering niet wenselijk werd geacht. Ook de overige door Oriontaxi gestelde tekortkomingen zijn door UTC gemotiveerd weerlegd.
Daarnaast is onvoldoende gebleken van enig causaal verband tussen de vermeende tekortkomingen en de daling van de waarde van de exploitatierechten.
Ook heeft Oriontaxi niet aannemelijk gemaakt dat UTC aansprakelijk is voor de gederfde omzet van Oriontaxi over het jaar 2004. De stelling van Oriontaxi dat UTC haar minder ritten heeft toebedeeld is door UTC betwist. Bovendien heeft Oriontaxi zelf gesteld dat zij het aantal chauffeurs in 2004 ten opzichte van het aantal in 2003 heeft uitgebreid. Bij een gelijk aantal opdrachten daalt mitsdien de omzet per werknemer. Die omzetderving kan reeds om die reden niet aan UTC worden verweten.
4.7. Uit het voorgaande volgt dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de door Oriontaxi ingestelde vordering is gebleken. Nu UTC haar spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening voldoende heeft onderbouwd, zal de gevraagde voorziening worden toegewezen op de hierna te vermelden wijze.
4.8. Teneinde executieproblemen te voorkomen wordt het beslag bij dit vonnis opgeheven. Het gevorderde verbod om opnieuw beslag te leggen, zal worden afgewezen nu niet aannemelijk is dat UTC daarbij thans belang heeft.
4.9 Oriontaxi zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van UTC worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,93
- vast recht 244,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.131,93
De beslissing
De voorzieningenrechter
heft op de op 22 juni 2005 ten laste van UTC onder de naamloze vennootschap ING BANK NV en onder de naamloze vennootschap Postbank NV gelegde beslagen,
veroordeelt Oriontaxi in de proceskosten, aan de zijde van UTC tot op heden begroot op EUR 1.131,93,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van Veen en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2005.?