Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3895

Datum uitspraak2005-10-06
Datum gepubliceerd2005-10-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/028272-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft samen met medeverdachte(n) twee bankovervallen gepleegd. Daarbij zijn de medewerkers van de bank bedreigd met een vuurwapen, onder schot gehouden en is ook gedreigd van dit vuurwapen gebruik te maken. Gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.


Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT Parketnummer : 16/028272-04 Datum uitspraak: 06 oktober 2005 Tegenspraak Raadsman: mr. O.E. de Jong G/T: Ja VERKORT VONNIS van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] thans gedetineerd te Nieuwegein, PI Utrecht, HvB locatie Nieuwegein. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juni 2005 en 22 september 2005. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Op vordering van de officier van justitie is een nadere omschrijving als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering van de ten laste gelegde feiten ter terechtzitting van 21 juni 2005 toegestaan, met dien verstande dat feit 4 op de voorlopige dagvaarding gehandhaafd blijft en omgenummerd wordt tot feit 5. Op voornoemde zitting van 21 juni 2005 heeft de rechtbank reeds bepaald dat de dagvaarding ten aanzien van dit feit nietig is vanwege onvoldoende bepaaldheid. Van de dagvaarding en van de voornoemde vordering zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd. Vrijspraak Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De bewezenverklaring Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet voor het bewijs mogen worden gebruikt omdat deze onbetrouwbaar zijn, gelet op de tegen hen opgemaakte processen-verbaal van meineed. De rechtbank volgt de raadsman niet in dit verweer. Weliswaar hebben de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting anders verklaard dan bij de politie maar dit wil nog niet zeggen dat aan geen van de afgelegde verklaringen geloof kan worden gehecht. De verklaring van [getuige 1] dat hij zijn verklaringen bij de politie in verband met bedreigingen heeft gewijzigd en daar ten overstaan van de rechter-commissaris en de rechtbank aanvankelijk op terug is gekomen, komt de rechtbank namelijk wèl geloofwaardig voor. Dat er bedreigingen plaats hebben gevonden wordt allereerst bevestigd door een tweetal docenten van [getuige 1] die al in november 2004 van hem gehoord hebben dat hij bedreigd werd. Verder blijkt hiervan eveneens uit het afgeluisterde telefoongesprek tussen verdachte en een onbekend gebleven man (telefoongesprek nr. 1036, d.d. 02 november 2004, blz. 1265 van het proces-verbaal). Bovendien heeft ook [getuige 3], nadat hij bij de politie voor de verdachte belastend had verklaard, zijn verklaring ingetrokken en heeft [getuige 2] in zijn politieverklaring gewag gemaakt van bedreigingen van de kant van verdachte (blz. 240 van het proces-verbaal). Ter terechtzitting van 22 september 2005 heeft [getuige 1] onder ede bevestigd dat hij bij de politie naar waarheid heeft verklaard. Gelet op de samenhang tussen de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] acht de rechtbank aannemelijk dat ook getuige [getuige 2] indertijd bij de politie de waarheid heeft verklaard. Daarbij is van belang dat uit zijn verklaring blijkt dat hij niet alleen beide verdachten als dader aanwijst en herkent op de camerabeelden van de overvallen maar dat hij tevens op een aantal punten beschikt over zogenoemde daderwetenschap, die niet valt te verklaren uit openbare bronnen, waaronder de uitzending van Opsporing Verzocht. Dit betreft met name de informatie dat er ongeveer € 15.000,-- is buitgemaakt bij de overval in Schoonrewoerd, dat bij de overval te Vuren de derde dader schreeuwend binnen is gekomen en dat er bij deze laatste overval een grijs/zwarte Mercedes is gebruikt. De rechtbank acht daarom zijn verklaring dat hij deze kennis van verdachte zelf heeft eveneens geloofwaardig. De verklaring van [getuige 2] vindt bovendien steun in de verklaringen afgelegd door de getuigen [getuige 3] en [getuige 4]. Genoemde [getuige 4] heeft ook nog verdachte en diens medeverdachte […] herkend als degenen met wie [getuige 2] in zijn aanwezigheid een ontmoeting in Gorinchem heeft gehad, voorafgaand aan de overval in Vuren. Het bewijs dat verdachte samen met zijn medeverdachte […] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd ziet de rechtbank voorts nog bevestigd in de volgende feiten en omstandigheden zoals die uit de overige bewijsmiddelen in het dossier blijken: - de in verband met beide overvallen gesignaleerde Mercedes heeft in januari 2004 korte tijd op naam van verdachte gestaan, zonder dat hij daarvoor een verklaring heeft gegeven; - bij verdachte is een wapen aangetroffen, soortgelijk als het bij de overvallen gebruikte wapen; - er heeft volgens [getuige 1] op de dag van de overval in Vuren, via zijn mobiele telefoon, een gesprek plaatsgevonden tussen [getuige 2] en medeverdachte […] waarbij [getuige 2] aan die medeverdachte vraagt of alles goed is gegaan, welk gesprek bevestiging vindt in de historische printgegevens waaruit blijkt van contacten tussen de mobiele telefoon van [getuige 1] en een in de woning van de medeverdachte aangetroffen mobiel telefoonnummer; - de RCIE-informatie, onder meer inhoudende dat verdachte van een deel van de buit van een overval een auto, merk Audi type 3 met kenteken TX-HB-54, heeft gekocht, blijkt overeen te stemmen met de verklaring van de verkoper van genoemde Audi, dat de koper in mei 2004 het aankoopbedrag van € 8000,-- betaalde met een groot aantal coupures van 10, 20 en 50 euro, zijnde gelijksoortige coupures als buitgemaakt bij de overval in Vuren; - het signalement dat de verkoper van vorenbedoelde Audi van de koper heeft gegeven past bij medeverdachte […] en hij heeft die medeverdachte herkend op een aan hem getoonde foto terwijl die medeverdachte bij zijn aanhouding een sleutel van deze auto in zijn bezit had; - op de in beslag genomen computer, in gebruik verdachte, zijn een groot aantal hits en concrete zoekwoorden met betrekking tot de onderhavige feiten, zoals de trefwoorden “Vuren”, “Schoonrewoerd” en “overval”, aangetroffen (blz. 1324 e.v. van het proces-verbaal); - op de fotoprints van de bewakingscamera’s heeft de rechtbank een zekere gelijkenis tussen beide verdachten en de daders van de overvallen waargenomen; - bij verdachte zijn een soortgelijk vissershoedje en latex handschoenen aangetroffen als gebruikt bij beide overvallen. De rechtbank merkt tenslotte nog op dat er weliswaar geen technisch bewijs is waaruit de betrokkenheid van verdachte rechtstreeks kan worden aangetoond maar dat uit het technisch onderzoek evenmin resultaten zijn voortgekomen die de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten uitsluiten. Het voorgaande in aanmerking genomen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Eveneens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan. Voor de wijze waarop de feiten zijn begaan verwijst de rechtbank naar bijlage III van dit vonnis, waarvan de inhoud geldt als hier ingevoegd. Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: De voortgezette handeling van: diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft samen met medeverdachte(n) twee bankovervallen gepleegd. Daarbij zijn de medewerkers van de bank bedreigd met een vuurwapen, onder schot gehouden en is ook gedreigd van dit vuurwapen gebruik te maken. Het is algemeen bekend dat dergelijke levensbedreigende situaties een zeer grote indruk maken op de slachtoffers, waardoor zij nog lange tijd psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen in het dossier. Een aantal slachtoffers heeft verklaard dat zij hun vroegere werkzaamheden niet meer te kunnen verrichten en dat zij ook op die manier nog dagelijks worden geconfronteerd met de gevolgen. Het leed van de slachtoffers is deels onherstelbaar. Verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door eigen financieel belang en zich niets gelegen laten liggen aan de grote (psychische) schade die hij de werknemers en klanten heeft aangedaan. Ook de samenleving is door dergelijk gewelddadig handelen ernstig geschokt. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 1 wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van het voorarrest. De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Verdachte is weliswaar jong en is, blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 08 oktober 2004, niet eerder met politie en/of justitie in aanraking geweest, maar heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd met behulp van een vuurwapen en op een koelbloedige manier. Daarbij komt dat verdachte de rechtsgang heeft belemmerd door getuigen die voor verdachte belastend hadden verklaard te (laten) bedreigen, waardoor bovendien anderen werden aangezet tot het plegen van strafbare feiten. Het voorgaande, in combinatie met de proceshouding van verdachte maakt dat aan verdachte een hogere straf dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. Verbeurdverklaring: De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 2 latex handschoenen (nr. 9 op hiervoor genoemde lijst): - 2 latex handschoenen (nr. 19 op hiervoor genoemde lijst); - 1 vissershoed (nr. 22 op hiervoor genoemde lijst); zullen worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, het onder 2 en 3 bewezenverklaarde is begaan en/of voorbereid. Onttrekking aan het verkeer: Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven vuurwapen, te weten gaspistool merk Akrep, zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit aan verdachte toebehorende voorwerp, bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf is aangetroffen en dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, terwijl dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Teruggave inbeslaggenomen goederen: Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: - 1 simkaart T-mobile (nr. 1 op lijst van inbeslaggenomen voorwerpen); - 1 schaar (nr. 2 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen); - 1 zwarte schroevendraaier (nr. 3 op hiervoor genoemde lijst); - 1 zonnebril (nr. 4 op hiervoor genoemde lijst); - verpakkingsmateriaal (nr. 5 op hiervoor genoemde lijst); - verpakkingsmateriaal (nr. 6 op hiervoor genoemde lijst); - verpakkingsmateriaal (nr. 7 op hiervoor genoemde lijst); - 1 Jas, OS5 sportwear (nr. 8 op hiervoor genoemde lijst); - 1 jas, zwart (nr. 10 op hiervoor genoemde lijst); - 1 jas, merk Tedstone (nr. 11 op hiervoor genoemde lijst); - 1 sweater merk Johnny blazer, zwart (nr. 12 op hiervoor genoemde lijst); - 1 formulier (nr. 13 op hiervoor genoemde lijst); - 1 formulier (nr. 14 op hiervoor genoemde lijst); - 1 broek, merk Tony Borini (nr. 15 op hiervoor genoemde lijst); - 1 pet merk Nike (nr 16 op hiervoor genoemde lijst); - 1 grijze wollen muts (nr. 17 op hiervoor genoemde lijst); - 1 witte gehaakte muts (nr. 18 op hiervoor genoemde lijst); - 1 zonnebril zwart (nr. 20 op hiervoor genoemde lijst), zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen. Met betrekking tot het inbeslaggenomen kentekenbewijs van een scooter Piaggio MQB (nr. 21 op hiervoor genoemde lijst) acht de rechtbank […] degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal de teruggave van deze bescheiden aan genoemde persoon gelasten. De vordering van de benadeelde partij [1] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 170,-- wegens materiële schade en, naar de rechtbank begrijpt, een bedrag van meer dan € 1000,-- wegens immateriële schade. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op het meerdere van € 1000,-- is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dit meerdere niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 3 bewezenverklaarde feit. De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1000,-- en de materiële schade wordt vastgesteld op € 170,--. De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 1170,-- worden toegewezen. De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan. Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De vordering van de benadeelde partij [2] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit, te weten een onbekend bedrag wegens materiële schade en een bedrag van € 5000,-- wegens immateriële schade. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 3 bewezenverklaarde feit. De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 2500,-- . De vordering zal daarom tot voormeld bedrag worden toegewezen. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade voor zover dit een bedrag van € 2500,-- te boven gaat acht de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op therapiekosten is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding, nu niet eenvoudig is vast te stellen wat de omvang van de op dit punt geleden schade is. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan. Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De vordering van de benadeelde partij [3] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 130,-- wegens materiële schade en een bedrag van € 2500,-- wegens immateriële schade. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit. De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 2500,-- en de materiële schade wordt vastgesteld op € 130,--. De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 2630,-- worden toegewezen. De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan. Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De vordering van de benadeelde partij [4] De rechtbank is van oordeel dat nu dhr. […] namens de benadeelde partij ter zitting heeft verklaard bevoegd te zijn tot het indienen van de onderhavige vordering en deze vordering mondeling heeft bevestigd, dat de vordering voldoet aan de eisen van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering. De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 18.541,50 wegens materiële schade. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de gemaakte kosten voor begeleiding door een psycholoog en de arbodienst is wegens onvoldoende onderbouwing niet eenvoudig vast te stellen, zodat dit onderdeel van de vordering zich niet leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit. De materiële schade betreft het weggenomen geld en wordt vastgesteld op € 14.500,--. De vordering zal daarom tot voormeld bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan. Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 56, 57, 310, 312(oud) en 317(oud) van het Wetboek van Strafrecht en op artikel van 55 Wet wapens en munitie. DE BESLISSING: De rechtbank beslist als volgt: Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 5 (VIJF) JAREN. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd: - 2 latex handschoenen (nr. 9 op hiervoor genoemde lijst); - 2 latex handschoenen (nr. 19 op hiervoor genoemde lijst); - 1 vissershoed (nr. 22 op hiervoor genoemde lijst). Verklaart onttrokken aan het verkeer: - het vuurwapen, te weten gaspistool merk Akrep. Gelast de teruggave aan verdachte van: - 1 simkaart T-mobile (nr. 1 op lijst van inbeslaggenomen voorwerpen); - 1 schaar (nr. 2 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen); - 1 zwarte schroevendraaier (nr. 3 op hiervoor genoemde lijst); - 1 zonnebril (nr. 4 op hiervoor genoemde lijst); - verpakkingsmateriaal (nr. 5 op hiervoor genoemde lijst); - verpakkingsmateriaal (nr. 6 op hiervoor genoemde lijst); - verpakkingsmateriaal (nr. 7 op hiervoor genoemde lijst); - 1 Jas, OS5 sportwear (nr. 8 op hiervoor genoemde lijst); - 1 jas, zwart (nr. 10 op hiervoor genoemde lijst); - 1 jas, merk Tedstone (nr. 11 op hiervoor genoemde lijst); - 1 sweater merk Johnny blazer, zwart (nr. 12 op hiervoor genoemde lijst); - 1 formulier (nr. 13 op hiervoor genoemde lijst); - 1 formulier (nr. 14 op hiervoor genoemde lijst); - 1 broek, merk Tony Borini (nr. 15 op hiervoor genoemde lijst); - 1 pet merk Nike (nr 16 op hiervoor genoemde lijst); - 1 grijze wollen muts (nr. 17 op hiervoor genoemde lijst); - 1 witte gehaakte muts (nr. 18 op hiervoor genoemde lijst); - 1 zonnebril zwart (nr. 20 op hiervoor genoemde lijst). Gelast de teruggave aan […] van: - kentekenbewijs van een scooter Piaggio MQB (nr. 21 op hiervoor genoemde lijst). Wijst de vordering van de benadeelde partij [1], wonende te [..] ten dele toe tot een bedrag van € 1170,-- (zegge eenduizend honderdzeventig euro). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald. Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1170,-- (zegge eenduizend honderdzeventig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald. Wijst de vordering van de benadeelde partij [2], wonende te […] ten dele toe tot een bedrag van € 2500,-- (zegge tweeduizend vijfhonderd euro). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald. Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het gedeelte dat betrekking heeft op de therapiekosten en de overige immateriële schade en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 2500,-- (zegge tweeduizend vijfhonderd) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald. Wijst de vordering van de benadeelde partij [3], wonende te […] toe tot een bedrag van € 2630,-- (zegge tweeduizend zeshonderd dertig euro). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald. Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 2630,-- (zegge tweeduizend zeshonderd dertig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 52 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald. Wijst de vordering van de benadeelde partij [4], gevestigd te […] ten dele toe tot een bedrag van € 14.500,-- (zegge veertienduizend vijfhonderd euro). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald. Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het gedeelte dat betrekking heeft op begeleiding psycholoog en arbodienst en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 14.500,-- (zegge veertienduizend vijfhonderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 207 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald. Dit vonnis is gewezen door mrs C.W. Bianchi, V.M.M. van Amstel en R.A.E. van Noort, bijgestaan door D.G.W. van de Haar-Kleijer als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 06 oktober 2005. Mr Van Noort is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.