Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3925

Datum uitspraak2005-10-07
Datum gepubliceerd2005-10-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Groningen
ZaaknummersReg.nr.: 81561 KG ZA 05-266
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Op vordering van de gemeente wordt aan een ouder die onrechtmatige hinder veroorzaakt door de school en de bestuurscommissie te overladen met een niet aflatende stroom vragen, opmerkingen en klachten, een verbod opgelegd voor de duur van een schooljaar om de school en het schoolterrein te betreden, alsmede een verbod om zich op andere wijze dan in het dictum van het vonnis omschreven, tot het onderwijzend team en de directie van de school en de bestuurscommissie te wenden. Voorts is het gedaagde voor de duur van een schooljaar veboden om haar schriftelijke communicatie met de leerkracht, de (interim)directeur de bestuurscommissie , de OR en MR, uitvoeriger te doen zijn dan in het dictum is omschreven. De Bestuurscommissie Openbaar Onderwijs - die eveneens als eiseres optrad - is in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen rechtspersoon is en als zodanig niet als partij in een civiele procedure kan optreden;


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING Reg.nr.: 81561 KG ZA 05-266 Datum uitspraak: 7 oktober 2005 V O N N I S in de zaak van: 1 de GEMEENTE ZUIDHORN, gevestigd te Zuidhorn en kantoorhoudende aldaar in het gemeentehuis aan de Hooiweg 9, 2. de BESTUURCOMMISSIE OPENBAAR ONDERWIJS ZUIDHORN kantoorhoudende aan de Hooiweg 9 te Zuidhorn, e i s e r e s s e n, afzonderlijk aan te duiden als de gemeente en de bestuurscommissie procureur mr. E.J.A.M. van den Akker en [naam], [adres], g e d a a g d e procureur mr. S.S.Y. Engelen PROCESVERLOOP Eiseressen hebben gedaagde doen dagvaarden in kort geding. De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: 1. gedaagde te verbieden om de school [naam] te Zuidhorn, en het daarbij behorende en als zodanig afgebakende schoolterrein te betreden; 2. gedaagde te verbieden zich op welke wijze dan ook, anders dan over de concrete schoolvorderingen en het sociaal-emotionele en lichamelijk welbevinden van dochter [naam], te wenden tot het onderwijzend team van [school] en de (adjunct) directeur van [school] en het bevoegd gezag over [school]; 3. gedaagde te gebieden bij communicatie over de concrete schoolvorderingen en het sociaal emotionele en lichamelijke welbevinden van [naam], zich in eerste instantie schriftelijk te wenden tot de leerkracht van [naam], en - indien dit geen oplossing biedt - in tweede instantie schriftelijk tot de (interim)directeur en - indien ook dit geen oplossing biedt - in derde instantie - schriftelijk tot het bevoegd gezag; 4. gedaagde te gebieden voor de hiervoor onder 2 en 3 bedoelde toegestane communicatie met de school uitsluitend een nader aan te geven e-mail adres te gebruiken; 5. gedaagde te gebieden zich voor onderwerpen van algemeen belang uitsluitend te wenden tot de OR en de MR, de inspraakorganen voor ouders van leerlingen van [school]; 6. gedaagde te verbieden voor ommekomst van een termijn voor beantwoording van maximaal 6 weken, terzake van dezelfde feiten met de (interim)directeur, respectievelijk de OR, respectievelijk de MR, respectievelijk het bevoegd gezag respectievelijk derden te communiceren; 7. gedaagde te verbieden haar schriftelijke communicatie met de leerkracht, respectievelijk de directeur, respectievelijk het bevoegd gezag, respectievelijk de OR, respectievelijk de MR, langer te doen zijn dan 1 pagina A4, reguliere regelafstand, regulier lettertype en vaker dan eenmaal per maand; 8. te bepalen dat zo gedaagde niet aan de geboden en verboden zoals hiervoor onder 1 tot en met 7 omschreven voldoet, zij aan het bevoegd gezag een dwangsom verbeurt van € 5.000,= per overtreding; 9. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding. Op de voor de behandeling bepaalde dag, 19 september 2005, zijn namens eiseressen als gevolmachtigden verschenen [naam], algemeen directeur van de bestuurscommissie en [naam], interim-directeur van de openbare basisschool [naam] te Zuidhorn, vergezeld van mr. Van den Akker. Gedaagde is verschenen, vergezeld van mr. Engelen. Eiseressen hebben conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij zij producties in het geding hebben gebracht. Gedaagde heeft, onder het overleggen van producties, verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd eiseressen hierin niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van eiseressen in de kosten van de procedure. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd. Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd. De uitspraak is (nader) bepaald op 7 oktober 2005. RECHTSOVERWEGINGEN 1. De feiten Tussen partijen kan, op grond van hetgeen over en weer is gesteld en niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken, van het volgende worden uitgegaan. a. [Dochter], de dochter van gedaagde en haar echtgenoot, bezoekt de openbare basisschool [naam] te Zuidhorn (hierna: de school). [Dochter] is 8 jaar oud en zit in groep 6. Tot en met het schooljaar 2004 heeft ook [naam], de zoon van gedaagde en haar echtgenoot, de school bezocht. Beide kinderen zijn meer- dan wel hoogbegaafd. [Zoon] heeft het syndroom van Asperger en [dochter] hoogstwaarschijnlijk eveneens. b. De gemeente is eigenares van het gebouw waarin de school gevestigd is, alsmede van het schoolterrein. Tot 1 augustus 2004 oefende zij het gezag uit over de school. Sinds genoemde datum wordt dit gezag uitgeoefend door de bestuurscommissie. c. Sedert eind 2001 is er sprake van een problematische verhouding tussen gedaagde enerzijds, de school en de gemeente c.q. de bestuurscommissie anderzijds. Gedaagde heeft zich veelvuldig met vragen en klachten tot diverse personen en instanties binnen en buiten de school gewend. Haar klachten hadden in hoofdzaak betrekking op: de zorg, de leerlinggebonden financiering ('rugzakje') van haar zoon en het veiligheidsbeleid. d. Op 15 april 2004 hebben gedaagde en haar echtgenoot het volgende geschreven aan de heer [naam], toenmalig directeur van de school: Volgens afspraak schrijven wij u naar aanleiding van het opheffen van het LGF met betrekking tot onze zoon [naam]. Daar wij van mening zijn dat onze zoon vanaf heden geen zorg meer behoeft, en in staat is op een 'normale' manier het onderwijs te volgen. Wij willen u dan ook verzoeken om het LGF van onze zoon vanaf heden in te trekken dat wil zeggen vanaf april '04 of uiterlijk 1 mei '04.Wij hopen dat dit geen problemen zal opleveren en gaan ervan uit dat dit in uw mogelijkheden ligt dit voor onze zoon te bewerkstelligen. Wij zouden het zeer op prijs stellen als u ons van dit proces op de hoogte zou willen houden. e. In het schooljaar 2004-2005 heeft gedaagde een 50-tal e-mails en een 20-tal brieven aan de school gezonden en is zij negen maal door de directie ontvangen. Gedaagde heeft in hetzelfde schooljaar 29 brieven en e-mails aan de bestuurscommissie gezonden. Tevens heeft gedaagde haar klachten neergelegd bij de Landelijke Klachtencommissie, de Arbeidsinspectie, de Onderwijsinspectie, de leerplichtambtenaar, de Commissaris van de Koningin en de media. f. Klachten die gedaagde tezamen met haar echtgenoot in 2002 en 2004 heeft ingediend bij de Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijke onderwijs - en die betrekking hadden op de zorg van de school voor [naam] en op het veiligheidsbeleid - zijn ongegrond verklaard. g. De Arbeidsinspectie heeft naar aanleiding van een klacht van gedaagde een onderzoek ingesteld naar het veiligheidsbeleid van de school. Bij brief van 8 juli 2004 heeft zij het bevoegd gezag van de school onder meer bericht: Tijdens de inspectie is de volgende overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving geconstateerd: Ontbreken actueel plan van aanpak Bij brief van 17 januari 2005 heeft de Arbeidsinspectie de bestuurscommissie vervolgens bericht: Tijdens deze controle is geconstateerd dat de overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving, zoals omschreven in mijn brief van 8 juli 2004....is opgeheven. h. De onderwijsinspectie heeft naar aanleiding van een klacht van gedaagde een incidenteel onderzoek ingesteld naar de hulpverlening aan [naam]. In haar rapport van 23 december 2004 komt de inspectie ondermeer tot de volgende conclusies: ....dat het.....aan regie heeft ontbroken bij de hulpverlening aan [naam]. Vanuit betrokkenheid bij de leerling is onvoldoende professionele afstand gehouden. Op het moment dat de opvattingen van de ouders van [naam] over de gewenste aanpak niet meer overeenkwamen met de opvattingen van school, heeft de school onvoldoende aangegeven waar de grenzen lagen. Te lang is geprobeerd op schoolniveau een oplossing te vinden voor de problemen....Om herhaling te voorkomen is het van belang dat de school definieert wat de vorm en de inhoud van het systeem van zorg en begeleiding is. Een en ander kan worden vastgelegd in de vorm van een zorgprofiel. Binnen dit zorgprofiel zal onder andere aandacht moeten worden besteed aan: - De zorgniveaus zoals opgenomen in het zorgplan; - Het expliciteren van taken en verantwoordelijkheid van de zorggroep; - De wijze en de momenten waarop met ouders wordt gecommuniceerd; - De dossiervorming. Bij brief van 19 mei 2005 heeft de inspecteur van onderwijs de school, naar aanleiding van het vastgestelde zorgprofiel bericht: ...stelt de Inspectie van Onderwijs met waardering vast dat op inzichtelijke wijze is beschreven op welke wijze de school de zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wil inrichten. Bij het beschrijven van de werkwijze is rekening gehouden met eerdere, door de inspectie tijdens het incidenteel onderzoek aan uw school gemaakte opmerkingen... i. Een op voorstel van de bestuurscommissie ingezet mediation-traject is door gedaagde zonder opgaaf van redenen afgebroken. j. De raadsvrouwe van eiseressen heeft gedaagde in een brief van 7 april 2005 onder meer geschreven: Met het oog op de belangen van de overige leerlingen van [school] heeft cliënte mij thans verzocht u dringend te vragen u in het overleg tussen u als ouders en de leerkracht, de intern begeleidster en eventueel de directeur te beperken tot de actuele ontwikkeling van uw kind (waaronder de schoolvorderingen, de sociaal-emotionele ontwikkeling en lichamelijke aspecten), in beginsel op basis van vooraf geplande afspraken, behoudens ingeval van spoed. In de praktijk blijkt dat een mogelijkheid van overleg van 45 minuten per maand voldoende is. Nu de vorm van overleg het meest passend is in de vertrouwensrelatie tussen een kind en de ouders en de school, vragen wij u dringend zeer terughoudend te zijn in uw schriftelijke correspondentie. Eventuele correspondentie zal op een termijn van zes weken worden beantwoord. Voor andere onderwerpen dan de actuele ontwikkeling van uw kind kunt u als ouders uw stem laten horen in de daartoe bestemde inspraakorganen van de school, de MR en de OR. Deze richtlijnen zijn algemeen geldend voor alle ouders van kinderen die [school] bezoeken en blijken in de praktijk ook te volstaan. k. In een e-mail van 9 mei 2005 aan de raadsvrouwe van eiseressen heeft gedaagde ondermeer geschreven: Het gesprek die ik met uw cliënt vanmorgen heb gevoerd is voor wat mij betreft in alle tevredenheid gelopen aangaande de rugzak van mijn zoon.... 2. Standpunt van eiseressen Gedaagde is een buitensporig kritische ouder, die op geen enkele wijze maat weet te houden in het benaderen van de school, het bevoegd gezag en andere bij het onderwijs betrokken partijen met vragen, opmerkingen en klachten. Haar kritische houding ontaardt in bovenmatige en onredelijke kritiek. Er is sprake van onrechtmatige hinder. De zeer hoge frequentie van haar vragen, klachten en opmerkingen en de wijze waarop deze worden geuit - negatief, respectloos, intimiderend en niet constructief, in zeer uitvoerige correspondentie of mondeling op ieder willekeurig moment van de dag - leidt tot een onaanvaardbare druk op het onderwijsproces en het team van onderwijzers. Daardoor komen de belangen van de overige leerlingen van de school in het gedrang. De stroom van klachten is voor de school en de bestuurscommissie niet langer te hanteren. Door het grote beslag dat gedaagde op de tijd van de directie van de school legt, komt de directie onvoldoende toe aan haar reguliere taken. Naast de negen keer dat gedaagde formeel door de directie is ontvangen, is er ook talloze malen informeel overleg geweest met de leerkrachten en de directie. Ook op de tijd van de bestuurscommissie wordt een onevenredig beslag gelegd: in het afgelopen schooljaar was de bestuurscommissie op meer dan 70 momenten bezig met het dossier van gedaagde. De beleidsmedewerker van de bestuurscommissie heeft daar weken achtereen een volledige werkdag aan moeten besteden. De bovenmatige communicatie die gedaagde met de school en de bestuurscommissie onderhoudt, staat niet in verhouding tot de werkelijke aard van de problematiek. Gedaagde stuurt haar klachten regelmatig in afschrift aan personen of instanties buiten de school zonder eerst de reactie van de school of de bestuurscommissie af te wachten. Voorts heeft zij meegewerkt aan publicaties in de media die de school in een onjuist daglicht plaatsen. Een en ander vormt een extra belasting voor de school en de bestuurscommissie. De verbeterpunten die er op de school waren en zijn, hebben de volle aandacht van de school en de bestuurscommissie. Gedaagde is evenwel niet tevreden te stellen. Zij blijft terugkomen op zaken die reeds opgevolgd zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kwestie van het rugzakje. Dit werd eind 2003 in overleg met de ouders aangevraagd ten behoeve van [naam]. Kort daarop gaven de ouders echter uitdrukkelijk aan dat zij wensten dat [naam] aan het reguliere onderwijs deelnam. Dientengevolge is het rugzakje niet volledig aan [naam] besteed. De school heeft de ouders wel, op hun verzoek, geassisteerd bij het vinden van een passende school voor [naam]. De daaraan verbonden kosten zijn uit het rugzakje betaald, de resterende gelden zijn teruggevloeid in de algemene reserve. Gedaagde is hierover geïnformeerd, maar blijft op de kwestie terugkomen. De bestuurscommissie heeft getracht de verhoudingen te normaliseren door middel van mediation. Gedaagde heeft dit traject evenwel zonder opgaaf van redenen beëindigd, alhoewel zij er aanvankelijk mee in had gestemd. Vervolgens heeft de bestuurscommissie getracht de situatie beheersbaar te maken door duidelijke regels te stellen voor de communicatie tussen de school en gedaagde. Gedaagde heeft er blijk van gegeven niet van zins te zijn zich aan deze - voor alle ouders geldende - regels te conformeren. Eiseressen hebben een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen. Zij beogen daarmee om voor de komende schooljaren een prettiger schoolklimaat te waarborgen en om te voorkomen dat zij zich, met het oog op de belangen van de overige leerlingen van de school, genoodzaakt zullen zien de enige andere maatregel te nemen die hen nog rest, te weten verwijdering van [naam] van de school. Eiseressen betwisten dat gedaagde een eigen bedrijf heeft opgericht. Gedaagde heeft dat op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. 3. Standpunt van gedaagde Gedaagde is primair van oordeel dat eiseressen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen. Subsidiair voert zij het volgende aan. Het is juist dat gedaagde zich sinds 2001 veelvuldig tot diverse personen binnen de school en ook daarbuiten heeft gewend, doch dat is op zichzelf niet onrechtmatig. Dit gedrag kan juist gerechtvaardigd worden door de gebrekkige communicatie van de zijde van eiseressen. Gedaagde voelt zich niet serieus genomen door eiseressen en heeft zich om die reden telkens tot andere instanties gewend om antwoorden op haar vragen te krijgen. Gedaagde heeft geen inhoudelijk antwoord van de school gekregen op haar vragen, alhoewel deze van wezenlijke aard waren, zoals ook door instanties als de Onderwijsinspectie en de Arbeidsinspectie is bevestigd. Er zijn in wezen maar drie kwesties geweest waarover gedaagde duidelijkheid heeft getracht te krijgen, te weten: de zorg, het 'rugzakje' van haar zoon en het veiligheidsbeleid. De problematiek rondom de zorg van haar kinderen heeft gedaagde al afgerond met de gemeente en voormalige directeur van de school, de heer [naam]. Over de besteding van de gelden uit de leerlinggebonden financiering (het 'rugzakje') ten behoeve van [naam] is aan gedaagde nimmer verantwoording afgelegd. Eiseressen laten na openheid te geven over het op de school gehanteerde veiligheidsbeleid. Gedaagde heeft moeten constateren dat de school helemaal geen plan van aanpak had. Dat een school die problemen heeft op het terrein van zorg, leerlinggebonden financiering en veiligheidsbeleid de aandacht van de media trekt, is logisch en kan gedaagde niet worden verweten. Gedaagde betwist dat eiseressen een spoedeisend belang bij hun vorderingen hebben. Gedaagde is het afgelopen schooljaar amper op school geweest: haar echtgenoot heeft veelal de ouderavonden bezocht. Gedaagde heeft besloten om zich professioneel in te gaan zetten voor alle deelnemers in het primair onderwijs middels haar bedrijf [naam]. Zo wil zij in geval van problemen bemiddelen tussen ouders en scholen. Zij heeft besloten werk van privé te scheiden en haar echtgenoot voortaan de contacten met de school ten aanzien van [naam] te laten onderhouden. De door eiseressen gevraagde voorzieningen zouden gedaagde belemmeren in de uitoefening van haar werk. Bovendien is gedaagde van oordeel dat zij zich op ieder moment dat zij dat nodig acht en zonder restricties tot de school moet kunnen wenden over concrete schoolvorderingen en het welbevinden van haar dochter. Toewijzing van het sub 1 gevorderde zou het gedaagde zelfs onmogelijk maken [naam] van school te halen als zij ziek is. Het sub 2 gevorderde is strijdig met de daarop volgende geboden. Meer subsidiair verzoekt gedaagde de gevorderde dwangsom te matigen. Beoordeling Ontvankelijkheid Gedaagde heeft aangevoerd dat eiseressen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat de bestuurscommissie geen rechtspersoonlijkheid bezit en dientengevolge niet als partij in een civiele procedure kan optreden, terwijl de gemeente niet langer het gezag over de school uitoefent. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het verweer van gedaagde treft doel voorzover het de bestuurscommissie betreft. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de bevoegdheid om in een burgerlijk geding op te treden in beginsel alleen aan natuurlijke personen en aan rechtspersonen toekomt. Immers bij een ander uitgangspunt - in het bijzonder als zou worden aangenomen dat een ambtelijk orgaan als zodanig in een burgerlijk geding kan optreden - kunnen problemen rijzen van procesrechtelijke aard. Zo zou onzeker kunnen zijn wie op grond van het aan een uitspraak toekomende gezag van gewijsde door die uitspraak zijn gebonden en jegens wie een uitspraak, bijvoorbeeld op het punt van een kostenveroordeling, zou kunnen worden geëxecuteerd (HR 25 november 1983 NJ 1984, 297). De bestuurscommissie bezit geen rechtspersoonlijkheid. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er in het onderhavige geval geen aanleiding om een uitzondering op genoemd uitgangspunt aan te nemen. De gemeente kan daarentegen wel in haar vorderingen worden ontvangen. Ter zitting is gebleken dat er een rechtsgeldig besluit is genomen tot het voeren van het onderhavige rechtsgeding. De enkele omstandigheid dat de gemeente de uitoefening van bepaalde, haar toekomende, bevoegdheden aangaande het gezag over de school heeft gedelegeerd aan de bestuurscommissie brengt niet mee dat zij niet meer bevoegd zou zijn ter zake in rechte op te treden. Zulks zou immers leiden tot het ongerijmde resultaat dat er niemand meer bevoegd zou zijn om te procederen aangaande zaken de school betreffende. Inhoudelijke beoordeling van het geschil Uitgangspunt is dat ouders van leerlingen met vragen, opmerkingen of klachten over de schoolprestaties en het welbevinden van hun kind en/of de gang van zaken op school terecht moeten kunnen bij de (daartoe geëigende organen van de) school. Een school heeft evenwel een zekere beleidsvrijheid bij het bepalen van de wijze waarop het overleg tussen de school en de ouders plaatsvindt. De voorzieningenrechter kan daarbij slechts marginaal toetsen. Van een school kan hoe dan ook niet worden gevergd dat zij de ouders op ieder willekeurig moment te woord staat. Dat zou de school immers belemmeren in de uitvoering van haar primaire taak: het verzorgen van onderwijs. Vast staat dat er sedert jaren sprake is van een problematische relatie tussen gedaagde, de school en het bevoegd gezag. In het afgelopen schooljaar heeft gedaagde de school en de bestuurscommissie overladen met een niet aflatende stroom vragen, opmerkingen en klachten. Gedaagde verwijt de school en de bestuurscommissie dat zij geen antwoord krijgt op haar vragen c.q. dat haar klachten niet serieus worden genomen. De gegrondheid van dat verwijt blijkt evenwel niet uit de overgelegde stukken. Integendeel, daaruit rijst het beeld op van een kritische ouder die nauwelijks tevreden te stellen is. Zo heeft gedaagde ter zitting betoogd dat zij de problematiek rond de zorg van de kinderen reeds vóór het schooljaar 2004/2005 heeft afgerond met de gemeente en de toenmalige directeur [naam]. Desalniettemin is gedaagde de school en de bestuurscommissie daarover ook in het schooljaar 2004/2005 verwijten blijven maken. Hetzelfde geldt ten aanzien van de problematiek van het rugzakje. Gedaagde - die in april 2004 zelf om opheffing van het rugzakje had gevraagd - heeft in haar e-mail van 9 mei 2005 aangegeven dat het gesprek dat die dag met de heer [naam], algemeen directeur van de bestuurscommissie, over het rugzakje had gehad naar haar tevredenheid was verlopen. Desalniettemin heeft zij de kwestie opnieuw aangekaart in een e-mail van 22 juni 2005 en heeft zij zich ook ter zitting op het standpunt gesteld dat zij dienaangaande nooit naar behoren is geïnformeerd. De door gedaagde bij de Inspectie van Onderwijs en bij de Arbeidsinspectie gedeponeerde klachten, hebben geleid tot aanwijzingen aan het adres van de school. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de school die aanwijzingen - het opstellen van een zorgprofiel en een plan van aanpak - inmiddels naar tevredenheid van de Inspectie van Onderwijs en de Arbeidsinspectie heeft opgevolgd en dat gedaagde daarvan ook in kennis is gesteld. Toch blijft gedaagde zich op het standpunt stellen dat de school op deze punten tekort schiet. De bestuurscommissie heeft getracht de relatie te normaliseren middels mediation. Gedaagde heeft haar - aanvankelijk toegezegde - medewerking daaraan evenwel onthouden. Gedaagde heeft zich evenmin willen conformeren aan de door de bestuurscommissie en de school gestelde regels aangaande overleg tussen de ouders en de school. Deze regels - die zijn weergegeven in de brief van de raadsvrouwe van eiseressen van 7 april 2005 en die voor alle ouders van leerlingen op de school gelden - zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter alleszins redelijk en bieden voldoende ruimte voor constructief overleg. Weliswaar heeft gedaagde ter zitting verklaard dat zij de contacten met de school aangaande [naam] voortaan volledig aan haar echtgenoot wil overlaten, maar die stelling overtuigt niet, nu gedaagde tevens heeft verklaard dat zij de mening is toegedaan dat zij zich met betrekking tot haar dochter op ieder moment dat zij zulks nodig acht zonder restricties tot de school moet kunnen wenden. Daarmee is het spoedeisend belang van de gemeente bij haar vorderingen gegeven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gedaagde de school en de bestuurscommissie door de wijze waarop zij met hen communiceert zozeer hindert in de uitoefening van hun reguliere taken dat zulks een onrechtmatige daad oplevert. De hoeveelheid correspondentie staat niet in verhouding tot de door gedaagde geuite klachten. Bovendien belast gedaagde de school en de bestuurscommissie door van tijd tot tijd met haar klachten naar buiten te treden zonder de school en de bestuurscommissie eerst de gelegenheid te bieden naar haar (gedaagde) toe op die klachten te reageren. Nu gedaagde er blijk van heeft gegeven geen althans onvoldoende inzicht te hebben in de consequenties van haar gedrag voor de school en de bestuurscommissie en bovendien niet bereid te zijn de beleidsvrijheid van de school op dit punt te respecteren, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de in het dictum vermelde voorzieningen te treffen en wel - vooralsnog - voor de duur van één schooljaar. Het gevorderde verbod om de school en het schoolgebouw te betreden zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat de contacten met de school aangaande [naam] kunnen worden onderhouden door de echtgenoot van gedaagde. De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van gedaagde dat zij door oplegging van het verbod om de school te betreden onevenredig in haar belangen zou worden geschaad aangezien zij aldus in de uitoefening van haar bedrijf zou worden belemmerd. Nog daargelaten dat gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een eigen bedrijf heeft opgericht, is gedaagde naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gezien haar verstoorde relatie met de school momenteel niet de aangewezen persoon om tussen deze school en andere ouders te bemiddelen. Nu het verbod zich beperkt tot de onderhavige school wordt gedaagde bovendien niet belemmerd in eventueel op andere scholen te ontplooien activiteiten. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een uitzondering op genoemd verbod te maken voor het geval [naam] ziek wordt op school. De vorderingen van de gemeente aangaande de wijze van communicatie bevatten innerlijke tegenstrijdigheden en zijn om die reden niet voor integrale toewijzing vatbaar. De voorzieningenrechter zal deze vorderingen dan ook in gewijzigde vorm toewijzen aldus dat - om de rust in de school te laten terugkeren - gedaagde wordt verboden om op andere dan de in het dictum voorgeschreven beperkte wijze met de (organen van de) school en de bestuurscommissie te communiceren. De voorzieningenrechter zal gedaagde daarbij tevens verbieden om gedurende de termijn dat zij in afwachting is van een schriftelijk antwoord doch ten hoogste gedurende een termijn van zes weken na haar eigen schrijven, terzake van dezelfde feiten zich te verstaan met de in het dictum genoemde personen/instanties. Daarbij zal de voorzieningenrechter de in het petitum van de dagvaarding genoemde 'derden', gelet op de nadere precisering van dit begrip door de gemeente ter zitting, beperken tot de media. Voor een zodanig verbod bestaat aanleiding omdat de school en de bestuurscommissie alleen dan niet onevenredig worden belast wanneer er een redelijke termijn wordt geboden voor het beantwoorden van de vragen en/of klachten van gedaagde. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op de wijze als in het dictum vermeld. Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van de gemeente. BESLISSING De voorzieningenrechter: 1. verklaart de bestuurscommissie niet-ontvankelijk in haar vorderingen; 2. verbiedt gedaagde voor de duur van het schooljaar 2005/2006 om de school [naam] te Zuidhorn en het daarbij behorende en als zodanig afgebakende schoolterrein te betreden, anders dan om dochter [naam] op te halen in het geval zij ziek is geworden op school; 3. verbiedt gedaagde voor de duur van het schooljaar 2005/2006 om zich anders dan op de volgende wijze te wenden tot het onderwijzend team en de (interim)directeur van de school [naam] en de bestuurscommissie: - met betrekking tot de concrete schoolvorderingen en het sociaal-emotionele en lichamelijk welbevinden van dochter [naam] zal gedaagde zich in eerste instantie schriftelijk tot de leerkracht wenden en daartoe uitsluitend een nader door de school aan te geven e-mail adres gebruiken, waarbij het gedaagde verboden is om gedurende de termijn dat zij in afwachting is van een schriftelijk antwoord doch maximaal gedurende een termijn van zes weken na de e-mail van gedaagde, terzake van dezelfde feiten met de (interim)directeur, de OR, de MR, de bestuurscommissie of de media te communiceren; - met betrekking tot onderwerpen van algemeen belang zal gedaagde zich in eerste instantie schriftelijk tot de OR en/of de MR - de inspraakorganen voor ouders van leerlingen van [school] - wenden, waarbij het gedaagde verboden is gedurende de termijn dat zij in afwachting is van een schriftelijk antwoord doch maximaal gedurende een termijn van zes weken na het schrijven van gedaagde, terzake van dezelfde feiten met de (interim)directeur, de bestuurscommissie of de media te communiceren; 4. verbiedt gedaagde voor de duur van het schooljaar 2005/2006 om haar schriftelijke communicatie met de leerkracht, de (interim)directeur, de bestuurscommissie, de OR en de MR, uitvoeriger te doen zijn dan telkens één schrijven (e-mail of brief) per maand van pagina A4-formaat, reguliere regelafstand, regulier lettertype; 5. bepaalt dat gedaagde in het geval zij de hiervoor onder 2 tot en met 4 geformuleerde verboden overtreedt aan de gemeente een dwangsom verbeurt van € 500,= per overtreding met dien verstande dat maximaal € 10.000,= aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden; 6. veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 315,93 aan verschotten, eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op € 816,= aan salaris van de procureur; 7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; 8. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.A. Onnes-Wind, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.