
Jurisprudentie
AU3936
Datum uitspraak2005-08-03
Datum gepubliceerd2005-10-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers05/90
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers05/90
Statusgepubliceerd
Indicatie
WW-uitkering en verblijf in buitenland anders dan vakantie
Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/90
Inzake: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
tegen: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)3, verweerder.
I. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit van 11 januari 2005 van verweerder (het bestreden besluit).
Het beroep is op 21 juli 2005 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde C. van den Berg.
II. Overwegingen
1. Aan eiser is bij besluiten van 17 oktober 2003 met ingang van 1 september 2003 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) en een aanvullende WW-uitkering toegekend.
2. Bij besluit van 19 november 2004 heeft verweerder eisers uitkering met ingang van 4 oktober 2004 beëindigd, omdat eiser vanaf die datum in [land] verbleef anders dan in verband met een vakantie.
3. Het bezwaar van eiser tegen dit besluit is met het bestreden besluit (kennelijk) ongegrond verklaard.
4. Eiser stelt altijd aan de regels van verweerder te hebben voldaan. Volgens de informatiebrochure van verweerder diende het vertrek naar het buitenland minimaal een week daarvoor te worden gemeld; er wordt daarin niet gesproken over het verblijf in het buitenland. Eiser voert aan zijn vertrek altijd tijdig te hebben gemeld, reeds vanaf de eerste maal in 2003 en sindsdien nog viermaal, waaronder ook zijn vertrek op 4 oktober 2004. Pas bij besluit van 19 november 2004 heeft eiser hierop een reactie van verweerder ontvangen in de vorm van stopzetting van zijn WW-uitkering.
5. Verweerder heeft aangevoerd dat verblijf in het buitenland anders dan wegens vakantie volgens de WW een uitsluitingsgrond is. Verweerder heeft aangegeven dat naar aanleiding van de door eiser verstrekte informatie over eerdere verblijven in het buitenland ten onrechte niet is gereageerd.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Ingevolge artikel 19, eerste lid, sub f van de WW heeft de werknemer die buiten Nederland woont of verblijf houdt anders dan wegens vakantie, geen recht op uitkering.
8. De rechtbank stelt vast dat dit artikel(lid) dwingendrechtelijk van aard is, hetgeen betekent dat wanneer er verblijf wordt gehouden in het buitenland anders dan vakantie, dit ertoe leidt dat er geen recht bestaat op WW. Nu eiser heeft aangegeven vanaf 4 oktober 2004 in [land] te verblijven anders dan in verband met vakantie was verweerder verplicht het recht op WW beëindigen.
9. De grieven die eiser heeft aangevoerd kunnen naar het oordeel van de rechtbank deze dwingendrechtelijke bepaling niet ter zijde schuiven.
10. De vaststelling dat verweerder niet adequaat heeft gereageerd op eerdere meldingen van eiser dat hij naar [land] vertrok, in die zin dat ook die meldingen hadden dienen te leiden tot beëindiging van de WW-uitkering, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat verweerder af had dienen te wijken van de wettelijke bepalingen in deze. Verweerder is namelijk niet gehouden om in het verleden gemaakte fouten in de toekomst nogmaals te maken.
11. De conclusie is dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep is ongegrond.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2005
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.