Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4059

Datum uitspraak2005-07-12
Datum gepubliceerd2005-10-11
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0301186RO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Diefstal van mobiele telefoons tijdens vervoer onder CMR. Vervoerder niet verder aansprakelijk dan tot het bedrag van de beperking als bedoeld in art. 23,lid 3, CMR.


Uitspraak

typ. KD rolnr. C0301186/RO ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH, vierde kamer, van 12 juli 2005, gewezen in de zaak van: de besloten vennootschap WM EURO-TRANSPORT LOGISTIC B.V., gevestigd te Venlo, appellante in principaal appel bij exploot van dagvaarding van 29 april 2003, geïntimeerde in incidenteel appel, procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann, tegen: [geïntimeerde], mede handelende onder de naam Wesco Trans, wonende te [gemeente], geïntimeerde in principaal appel bij gemeld exploot, appellante in incidenteel appel, procureur: mr. J.E. Lenglet, op het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond gewezen vonnis van 29 januari 2003 tussen appellante - WM Euro - als een van de zes gedaagden en geïntimeerde - Wesco - als eiseres. 1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 46306/HA ZA 01-688) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis. Voormeld vonnis is gewezen op dezelfde datum als het vonnis van de rechtbank Roermond (rolnr. 49500/HA ZA 02-225) tussen enerzijds WM Euro als eiseres en Wesco als gedaagde. Daaraan voorafgaand heeft de rechtbank Roermond tussen partijen een vonnis d.d. 25 april 2002 gewezen waarin de voeging is bevolen van de beide zaken met de hierboven vermelde rolnummers. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij memorie van grieven heeft WM Euro twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, voorzover daarin de meer subsidiaire vordering van Wesco vermeld onder punt 3 van de inleidende dagvaarding is toegewezen, en, kort gezegd, tot afwijzing van de vordering van WM Euro. 2.2. Bij memorie van antwoord heeft Wesco onder overlegging van twee producties de grieven bestreden. Tevens heeft Wesco in haar verweer tegen de principale grieven incidentele grieven aangevoerd. 2.3. Bij incidentele memorie van antwoord, tevens nadere akte heeft WM Euro de incidentele grieven bestreden en producties overgelegd. 2.4. Bij akte heeft Wesco vervolgens nog een productie overgelegd, waarna partijen schriftelijk hebben gepleit door middel van overlegging van een pleitnota. 2.5. Partijen hebben tenslotte de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. 3. De gronden van het hoger beroep De principale en incidentele grieven worden hierna onder de beoordeling vermeld en besproken. 4. De beoordeling in principaal en incidenteel appel: 4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. a. Op 23 november 2000 heeft Wesco in opdracht van WM Euro het vervoer op zich genomen van (onder meer) 22 pallets met mobiele telefoons van het merk Siemens, zulks overeenkomstig een CMR-vrachtbrief van 23 november 2000 (prod. 2 cvr). b. De bedoelde pallets dienden te worden geladen bij WM-Spedition GmbH & Co te Bocholt (Duitsland), verder WM-Spedition, en dienden vervoerd te worden naar Bertola SA te F-77176 Savigny le Temple (Frankrijk) (prod. 1 en 2 cvr). Op dit vervoer is dwingendrechtelijk van toepassing het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR). Het vervoer vond plaats met een trekker van Wesco, bestuurd door [chauffeur], een chauffeur in dienst van Wesco en van Poolse nationaliteit, en een oplegger (huiftrailer) die ter beschikking was gesteld door WM Euro. c. Nadat het vervoer op 23 november 2000 was aangevangen, heeft de chauffeur de vrachtwagen te circa 20.00 uur geparkeerd op een parkeerplaats langs de snelweg Venlo/ Helmond en is hij in de chauffeurskabine gaan slapen. De volgende dag 's morgens bleek dat het zeil van de oplegger was opengesneden en dat 590 telefoons (59 dozen met elk 10 GSM-toestellen) waren gestolen. d. Op de door de chauffeur ondertekende vrachtbrief is in vak 13 als instructie van de afzender vermeld: "Achtung: Die Sdg. darf nicht ohne Aufsicht gelassen werden und darf nur auf einem überwachten, eingezaunten Parkplatz abgestellt werden. Wir gehen davon aus, dass Sie eine dem CMR-Abkommen entsprechende Versicherungspolice eingedekt haben !!!" Voorts heeft de chauffeur een zgn. Merkblatt ondertekend en ontvangen, waarin er - onder meer - op wordt gewezen dat de te vervoeren goederen in hoge mate diefstalgevoelig zijn, een zeer hoge waarde hebben en dat de vrachtwagen met deze goederen niet onbewaakt en onbeveiligd geparkeerd mag worden (prod. 5 cvr). e. Wesco stelt zich op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is voor de schade omdat haar een beroep op overmacht toekomt, althans niet verder aansprakelijk is dan tot het bedrag van de beperking als bedoeld in art. 23,lid 3, CMR. f. WM Euro stelt zich op het standpunt dat, nu Wesco heeft gehandeld in strijd met voormelde bedingen en daardoor de schade kon ontstaan en dat daarom Wesco de schade geheel voor haar rekening dient te nemen. 4.2. In het onderhavige geding heeft Wesco in eerste aanleg naast WM Euro tevens gedagvaard WM-Spedition en WM-Kontrakt-Logistik GmbH, zuster-vennootschappen van WM Euro, gevestigd te Bocholt (Duitsland) alsmede - Siemens AG, gevestigd te Bocholt (Duitsland), - Bertola S.A. (de geadresseerde), gevestigd te Frankrijk en - een - in dit geding verder niet terzake dienende - vennootschap SNI, gevestigd te Frankrijk. 4.2.1. Wesco vordert een verklaring voor recht inhoudende 1. dat de onder 4.2. genoemde gedaagden, noch gezamenlijk, noch afzonderlijk, een schadevordering hebben jegens Wesco; 2. althans dat Wesco jegens genoemde gedaagden niet aansprakelijk is terzake de hierboven vermelde transportschade; 3. althans dat Wesco niet verder aansprakelijk is dan tot het bedrag van de beperking als bedoeld in art. 23, lid 3, CMR. 4.3. De rechtbank heeft in deze zaak de door Wesco meer subsidiair onder punt 3 gevorderde verklaring voor recht toegewezen, met afwijzing van de vorderingen onder punt 1 en punt 2. 4.4. WM Euro is op 29 april 2003 in hoger beroep gekomen. 4.4.1. Volgens Wesco dient WM Euro in haar beroep niet ontvankelijk te worden verklaard omdat WM Euro per 14 februari 2003 is ontbonden en de onderneming van WM Euro is opgeheven (zie prod. 1 mva.) 4.4.2. Ingevolge art. 2: 19, lid 5, BW blijft een rechtspersoon na ontbinding voortbestaan voorzover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is. Uit de onderhavige procedure blijkt dat dit voortbestaan nodig is. WM Euro is dus ontvankelijk in haar hoger beroep. 4.5. De principale grief 1 van WM Euro strekt ten betoge dat de rechtbank ten onrechte Siemens AG niet als afzender heeft aangemerkt. Volgens WM Euro is Siemens AG de afzender omdat in vakje 1 van de vrachtbrief Siemens AG is ingevuld en WM-Kontrakt-Logistik, die als hulppersoon van Siemens AG heeft gehandeld, in dat vakje is ingevuld met de vermelding C/0 ( = care of). 4.6. Wesco stelt dat WM Euro geen belang heeft bij deze grief. In de incidentele memorie van antwoord onder punt 2 heeft WM Euro haar belang toegelicht. Het hof begrijpt uit die toelichting dat het belang van WM Euro hierin bestaat dat, indien vastgesteld wordt dat Siemens AG afzender is, Siemens AG WM Euro in verband met het onderhavige verlies niet kan aanspreken op grond van art. 36 CMR. In dit verband is van belang dat WM Euro heeft gesteld dat zij op de vrachtbrief in vakje 17 staat vermeld onder haar handelsnaam WM-Charter (cvd punt 15). 4.6.1. Het hof is van oordeel dat het in dit geding niet relevant is vast te stellen of Siemens AG afzender is, aangezien Siemens AG, ook als zij afzender is, niet ingevolge art. 36 CMR de vordering tot aansprakelijkheidstelling voor verlies kan richten tegen WM Euro, behoudens in de in dat artikel bedoelde uitzonderingsgevallen. WM Euro is immers, ook als Siemens AG afzender is, niet aan te merken als de eerste vervoerder (dat is WM Spedition), noch als laatste vervoerder of feitelijk vervoerder (dat is Wesco). 4.6.2. Overigens is het onder 4.5. vermelde standpunt van WM Euro dat Siemens AG afzender is, niet verenigbaar met haar standpunt in de parallel-procedure tegen Wesco (rolnr. C0301185). In die procedure betoogt WM Euro in de memorie van grieven, pag. 3 bovenaan, "dat niet Siemens AG, noch WM-Kontrakt-Logistik GmbH te Bocholt (.....) opdracht met betrekking tot het transport heeft gegeven aan WM-Spedition GmbH". Uit dit standpunt blijkt dat niet Siemens AG, doch WM-Kontrakt-Logistik GmbH opdrachtgever van WM-Spedition was en dus jegens WM-Spedition als afzender had te gelden. De grief kan geen doel treffen. 4.7. Nu de principale grief 1 van WM Euro geen doel treft, behoeft de in dat verband door Wesco naar voren gebrachte incidentele grief geen bespreking. 4.8. De principale grief 2 van WM Euro strekt ten betoge dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat aan Wesco jegens haar medevervoerders een beroep op artikel 23, lid 3, CMR toekomt. 4.9. Deze grief faalt op de door de rechtbank in rov. 5.24 weergegeven gronden. Het (nadere) verweer daartegen van WM Euro in hoger beroep faalt. 4.9.1. Wanneer de schadevergoeding is vastgesteld bij rechterlijke uitspraak, komt op grond van art. 39, lid 1, CMR aan de vervoerder op wie ingevolge art. 37 CMR verhaal zou worden uitgeoefend (in casu Wesco) weliswaar onder omstandigheden niet het recht toe de gegrondheid van de betaling door de vervoerder die het verhaal zou uitoefenen (in casu WM Euro) te betwisten, doch in die situatie is met de beperking van art. 23, lid 3 CMR - waarop de aangesproken vervoerder in zodanige (voorafgaande) procedure zich dan immers ten verwere heeft kunnen beroepen - al rekening gehouden bij de vaststelling van de schadevergoeding. In een zodanige situatie heeft Wesco er geen belang bij zich jegens WM Euro nog eens op die beperking te beroepen. Dat belang heeft Wesco wel indien voormelde situatie zich niet voordoet en door WM Euro verhaal ingevolge art. 37 CMR op Wesco wordt uitgeoefend. 4.10. In haar verweer tegen deze grief brengt Wesco als incidentele grieven naar voren dat de rechtbank haar en WM Euro ten onrechte als opvolgende vervoerders als bedoeld in art. 34 CMR heeft aangemerkt en de rechtbank haar ten onrechte aansprakelijk heeft geacht voor de door de diefstal ontstane schade. 4.10.1. Deze grieven verwerpt het hof op dezelfde gronden als die waarop de grieven 1 en 2 van Wesco in de parallel-procedure tussen Wesco en WM Euro (rolnr. C0301185) zijn verworpen. Het hof verwijst daarnaar. De rechtbank heeft derhalve de vorderingen van Wesco, vermeld onder de punten 1 en 2 van de inleidende dagvaarding, terecht afgewezen. 4.11. Tenslotte heeft Wesco als incidentele grief opgeworpen (mva pag. 4) dat de rechtbank haar ten onrechte in de kosten heeft veroordeeld. 4.12. De rechtbank heeft Wesco veroordeeld enerzijds in de proceskosten van de WM-vennootschappen en anderzijds in de proceskosten van Siemens en SNI. 4.12.1. Nu Wesco ten opzichte van voormelde gedaagden in eerste aanleg als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij is te beschouwen, is die proceskostenveroordeling juist, ook in relatie tot WM Euro, een van die gedaagden. De grief faalt dus. 4.13. In principaal appel dient WM Euro als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten te worden veroordeeld, en in incidenteel appel dient Wesco als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten te worden veroordeeld. De kosten van het schriftelijk pleidooi laat het hof hierbij buiten beschouwing. Die kosten betreffen gelijkelijk zowel het principaal als het incidenteel appel en, nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, kunnen die kosten voor rekening blijven van degene die ze gemaakt heeft. 5. De uitspraak Het hof: in principaal en incidenteel appel: bekrachtigt het vonnis d.d. 29 januari 2003, waarvan beroep; veroordeelt WM Euro in de kosten van het principaal hoger beroep, welke kosten, voorzover aan de zijde van Wesco gevallen, worden begroot op E 245,- wegens griffierechten en E 894,- wegens salaris van de procureur; verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; veroordeelt Wesco in de kosten van het incidenteel hoger beroep, welke kosten, voorzover aan de zijde van WM Euro gevallen, worden begroot op nihil wegens griffierechten en E 447,-wegens salaris van de procureur; bepaalt dat de kosten van de over en weer overgelegde pleitnota's voor rekening blijven van de partij die ze maakte. Dit arrest is gewezen door mrs. Bod. De Groot-Van Dijken en De Klerk-Leenen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 12 juli 2005. griffier rolraadsheer