Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4107

Datum uitspraak2005-10-07
Datum gepubliceerd2005-10-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/4730 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Geen gegronde reden aangevoerd waarom het griffierecht niet tijdig is betaald.


Uitspraak

03/4730 AOW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposante], wonende te [woonplaats] (Marokko), opposante, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING De Raad heeft bij uitspraak van 8 oktober 2004 het namens opposante ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2003, nummer AWB 02/4938 AOW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet is betaald. Tegen die uitspraak heeft opposante een verzetschrift ingediend, gedateerd 5 november 2004. Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad gehouden op 26 augustus 2005, waar beide partijen - geopposeerde met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen. II. MOTIVERING In de uitspraak waartegen opposante in verzet is gekomen heeft de Raad reeds vastgesteld dat het door opposante overgelegde overschrijvingsformulier, waaruit zou moeten blijken dat het griffierecht is betaald, geen stempel van de bank bevat, dat het rekeningnummer van de rechtbank Amsterdam staat vermeld en dat het griffierecht niet op de rekening van voornoemde rechtbank is bijgeschreven. In het verzetschrift heeft opposante aangevoerd dat zij het griffierecht heeft betaald maar dat zij zich niet aan de gestelde termijn heeft gehouden en dat zij bereid is het griffierecht nogmaals te voldoen. Hetgeen opposante heeft aangevoerd bevat geen grond op basis waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposante niet in verzuim is geweest. De Raad overweegt daartoe dat het griffierecht niet op de rekening van de Raad is bijgeschreven en dat het alsnog betalen van het griffierecht geen afbreuk doet aan de uitspraak waarvan verzet. Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. A.W.M. Bijloos als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2005. (get.) J. Janssen. (get.) J.E. Meijer. CVG