Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4128

Datum uitspraak2005-10-04
Datum gepubliceerd2007-07-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers01343/05 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening


Uitspraak

4 oktober 2005 Strafkamer nr. 01343/05 H SM Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar van 26 november 2004, nummer 14/032683-04, ingediend door: [Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats]. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "mishandeling" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 64 uren, subsidiair 32 dagen hechtenis, waarvan 32 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarde als in het vonnis omschreven. Voorts heeft de Politierechter de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en aan de aanvrager een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het vonnis vermeld. Voor het overige is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. 2. De aanvrage tot herziening De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van de aanvrage 3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. 3.2. Het in de aanvrage gestelde houdt niets in wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. Dat brengt mee dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist. 4. Beslissing De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 4 oktober 2005.