
Jurisprudentie
AU4156
Datum uitspraak2005-10-12
Datum gepubliceerd2005-10-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406263/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406263/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 20 september 2001 heeft het dagelijks bestuur van het Waterschap Zeeuwse Eilanden (hierna: het waterschap) besloten, voor zover voor dit geschil van belang, tot het gesloten verklaren van de Meinersweg, Zwagermansweg (lees: Zwagermanweg), Rorikshilweg en de Perduinsweg (op Walcheren) voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, met uitzondering van bestemmings- en landbouwverkeer, door middel van het plaatsen van verkeersborden C6 genoemd in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met onderborden ten behoeve van de uitzondering.
Uitspraak
200406263/1.
Datum uitspraak: 12 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Stichting Meldpunt Wegafsluitingen", gevestigd te Eck en Wiel,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03/667 van de rechtbank Middelburg van 15 juni 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap Zeeuwse Eilanden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2001 heeft het dagelijks bestuur van het Waterschap Zeeuwse Eilanden (hierna: het waterschap) besloten, voor zover voor dit geschil van belang, tot het gesloten verklaren van de Meinersweg, Zwagermansweg (lees: Zwagermanweg), Rorikshilweg en de Perduinsweg (op Walcheren) voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, met uitzondering van bestemmings- en landbouwverkeer, door middel van het plaatsen van verkeersborden C6 genoemd in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met onderborden ten behoeve van de uitzondering.
Bij besluit van 26 juni 2002 heeft het waterschap, voor zover van belang, het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2003, Awb 02/417, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 26 juni 2002 vernietigd.
Ter uitvoering van deze uitspraak heeft het waterschap op 24 september 2003 opnieuw een beslissing op bezwaar genomen en daarbij de bezwaren van appellante ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg het door appellante tegen het besluit van 24 september 2003 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 26 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 28 juli 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 oktober 2004 heeft het waterschap van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door J. de Jonge, secretaris van appellante, en het waterschap, vertegenwoordigd door mr. M.P.H. Hageman, werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In geschil is het in bezwaar gehandhaafde besluit tot geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen van de Meinersweg overgaand in de Zwagermanweg alsmede de Rorikshilweg overgaand in de Perduinsweg, met uitzondering van bestemmingsverkeer en landbouwverkeer. De wegen liggen in het gebied dat wordt omringd door de plaatsen Meliskerke, Grijpskerke, Middelburg, Koudekerke en Biggekerke, op Walcheren.
2.1.1. Het besluit van 20 september 2001 houdt tevens in dat voor de plattelandswegen, waartoe de zojuist genoemde behoren, in dit gebied (WA-5 a) een 60km-zone wordt ingevoerd. Dit onderdeel van het besluit heeft appellante niet bestreden en is derhalve niet in geschil.
2.2. Het in beroep bestreden besluit tot geslotenverklaring is gebaseerd op de resultaten en de conclusies van het rapport van het waterschap "Hogelandseweg en omgeving Zone 60 WA-5 (a)" van maart 2001.
2.2.1. Blijkens dit besluit heeft het waterschap wat betreft de Meinersweg-Zwagermanweg overwogen dat verbreding van deze weg, een zogeheten verblijfsweg, niet past binnen het beleid om de automobiliteit buiten de hoofdverbindingswegen terug te dringen. Voorts zou de verbreding hoge kosten en aantasting van het landschap betekenen, bovendien zou verbreding pas na enkele jaren kunnen worden gerealiseerd.
Wat betreft de oostelijk, evenwijdig gelegen Rorikshilweg-Perduinsweg, eveneens een verblijfsweg, heeft het waterschap voor zover van belang overwogen dat het advies van de districtschef Walcheren van de Politie Zeeland van 23 september 2001 (hierna: de districtschef) in aanmerking genomen, de enkele geslotenverklaring van de Meinersweg-Zwagermanweg vrijwel onmiddellijk zal resulteren in een verschuiving van het verkeersprobleem - samengevat: relatief veel doorgaand autoverkeer, landbouwverkeer en fietsverkeer van schoolgangers en in toenemende mate recreanten, dat in totaliteit de verkeerscapaciteit van deze weg te boven gaat - naar de Rorikshilweg-Perduinsweg. Hiermede is de noodzaak gegeven om ook de Rorikshilweg-Perduinsweg af te sluiten voor doorgaand autoverkeer, aldus het waterschap.
2.3. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd komt nagenoeg geheel neer op een herhaling van de argumenten die zij bij de rechtbank in beroep heeft aangevoerd. De Afdeling onderschrijft het ter zake door de rechtbank gegeven oordeel en voegt daaraan het volgende toe.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 21 juli 2004 in zaak no. 200400463/1 komt het bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het bestuursorgaan om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van zo'n besluit terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.3.2. Het oordeel van de rechtbank dat het door het waterschap gevolgde beleid met betrekking tot de inrichting van de wegen op Walcheren niet als onredelijk kan worden beschouwd en voorts niet in strijd is met het landelijk beleid, berust op een juiste, aan de rechtbank toekomende toetsing. In dit verband heeft de rechtbank terecht overwogen dat de keuze van het waterschap om de Meinersweg-Zwagermanweg autoluw te maken, in overeenstemming is met het beleid, mede bezien in het licht van het standpunt dat de districtschef in zijn advies heeft ingenomen dat ingrijpen in sluiproutes om redenen van verkeersveiligheid gewenst is.
2.3.3. Wat betreft de sluiting van de Rorikshilweg-Perduinsweg heeft het waterschap ook naar het oordeel van de Afdeling het voor de hand liggende effect dat de enkele geslotenverklaring van de Meinersweg-Zwagermanweg en het ongewijzigd toegankelijk blijven van de Rorikshilweg-Perduinsweg een verschuiving betekent van het verkeersprobleem naar laatstgenoemde wegen van doorslaggevend belang kunnen achten bezien in het licht van de verkeersveiligheid en heeft, vooruitlopend op dit effect, in redelijkheid ook tot geslotenverklaring van de Rorikshilweg-Perduinsweg kunnen komen. Aan het standpunt van de districtschef dat de geslotenverklaring van de Rorikshilweg-Perduinsweg vooralsnog wat prematuur is, kon het waterschap in redelijkheid minder gewicht toekennen dan het gewicht dat appellante eraan toegekend wenst te zien.
2.4. De herhaalde grief van appellante dat het verkeersbesluit onzorgvuldig is tot stand gekomen omdat met haar geen overleg is gevoerd, slaagt niet. Voorafgaand aan het verkeersbesluit zijn de belanghebbenden en de daarvoor in aanmerking komende overheden geïnformeerd en is met hen overleg gepleegd. Te dien tijde en daarna is ook appellante daarbij betrokken, zij het dat appellante, die haar werkterrein over het gehele land heeft, niet altijd in staat is geweest tijdig te reageren. Wat daar verder van zij, de rechtbank kan worden gevolgd in de conclusie dat niet gebleken is van aanwijzingen dat het besluit op onvoldoende objectieve wijze tot stand is gekomen.
2.4.1. Evenzo heeft het waterschap bij de voorbereiding van het verkeersbesluit in voorkomende gevallen overleg gepleegd met de districtschef over de voortgang van het besluitvormingsproces en in het bijzonder over de handhavingsaspecten van de verkeersmaatregelen.
Artikel 24 Babw stelt geen eisen aan de vorm waarin overleg als zodanig dient plaats te vinden. Het op schrift gestelde advies in de brief van 23 september 2001 is een schriftelijke neerslag van de bevindingen uit het eerder gepleegde overleg en de conclusies van de politie. Gelet hierop is ook de Afdeling van oordeel dat het waterschap niet strijdig heeft gehandeld, ondanks het gegeven dat het advies dateert van na het besluit van 20 september 2001, met de bedoeling van het bepaalde in artikel 24 Babw, dat voorschrijft dat verkeersbesluiten na overleg met de politie worden genomen.
2.5. Met de rechtbank moet worden geoordeeld dat het waterschap in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. De Koning
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2005
221.