
Jurisprudentie
AU4179
Datum uitspraak2005-08-02
Datum gepubliceerd2005-10-14
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0401761/HE
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-14
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0401761/HE
Statusgepubliceerd
Indicatie
Incident tot voeging. [Verzoekster in het incident] heeft aan haar incidentele vordering tot voeging ten grondslag gelegd dat bedoelde overeenkomst tussen (thans) Dexia en [appellant] een huurkoopovereenkomst is, een species van een overeenkomst van koop op afbetaling, waarvoor [appellant] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW de toestemming van zijn echtgenote [verzoekster in het incident] behoefde. [Verzoekster in het incident] heeft die toestemming echter niet verleend, en zij wil zich daarom in de hoofdzaak voegen aan de zijde van [appellant] zodat zij in rechte bij wege van verweer ex artikel 3:51 lid 3 BW een beroep kan doen op voormelde vernietigingsgrond.
Uitspraak
typ. JD
rolnr. C0401761/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 2 augustus 2005,
gewezen in het incident tot voeging inzake:
[VERZOEKSTER IN HET INCIDENT],
wonende te [Woonplaats],
verzoekster in het incident,
procureur: mr. I.D.A. Welles,
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [Woonplaats],
appellant in de hoofdzaak bij exploot van dagvaarding van 20 december 2004,
verweerder in het incident,
procureur: I.D.A. Welles,
tegen:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
verweerster in het incident,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 4 november 2004 tussen appellant - [appellant] - als gedaagde en geïntimeerde - Dexia - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (rolnr. 4664-04 en zaaknr. 350553)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Tegelijk met het nemen van een memorie van grieven door [appellant] in de hoofdzaak, heeft verzoekster in het incident - [verzoekster in het incident] - een incidentele memorie tot voeging genomen en gevorderd dat het hof haar in de hoofdzaak zal toelaten als gevoegde partij aan de zijde van [appellant].
2.2. Vervolgens heeft Dexia een memorie van antwoord in het incident genomen en zich daarin uiteindelijk gerefereerd aan het oordeel van het hof.
2.3. [Appellant] heeft niet geantwoord in het incident, hoewel hij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld door het hof.
2.4. Tenslotte hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd in het incident.
3. De beoordeling van de incidentele vordering
3.1. In de hoofdzaak heeft Dexia gevorderd dat [appellant] een geldbedrag aan haar zal betalen, zulks uit hoofde van een aandelenlease-overeenkomst welke op of omstreeks 13 december 1999 tussen [appellant] en de rechtsvoorgangster van Dexia is gesloten.
3.2. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vordering van Dexia grotendeels toegewezen.
3.3. [Verzoekster in het incident] heeft aan haar incidentele vordering tot voeging ten grondslag gelegd dat bedoelde overeenkomst tussen (thans) Dexia en [appellant] een huurkoopovereenkomst is, een species van een overeenkomst van koop op afbetaling, waarvoor [appellant] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW de toestemming van zijn echtgenote [verzoekster in het incident] behoefde. [Verzoekster in het incident] heeft die toestemming echter niet verleend, en zij wil zich daarom in de hoofdzaak voegen aan de zijde van [appellant] zodat zij in rechte bij wege van verweer ex artikel 3:51 lid 3 BW een beroep kan doen op voormelde vernietigingsgrond.
3.4. Naar het oordeel van het hof brengt het voorgaande mee dat [verzoekster in het incident] een belang in de zin van artikel 217 Rv heeft om zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van [appellant].
3.5. Nu [verzoekster in het incident] de incidentele vordering tot voeging voorts tijdig heeft ingesteld gelet op artikel 353 lid 1 jo. 218 Rv, zal het hof deze vordering toewijzen.
3.6. Het hof zal de beslissing over de kosten van dit incident aanhouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
4. De uitspraak
Het hof:
in het incident:
laat [verzoekster in het incident] toe zich in het geding tussen [appellant] en Dexia te voegen aan de zijde van [appellant];
reserveert de kosten van dit incident tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rolzitting van dit hof van 13 september 2005 voor memorie van grieven aan de zijde van [verzoekster in het incident].
Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, Hendriks-Jansen en Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 2 augustus 2005.
griffier rolraadsheer