
Jurisprudentie
AU4207
Datum uitspraak2005-10-12
Datum gepubliceerd2005-10-12
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers83248/FA RK 05-759
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-12
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers83248/FA RK 05-759
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het verzoek strekt er toe dat voor recht wordt verklaard dat er tussen verzoeker en zijn voormalige partner een band heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen en/of dat tussen verzoeker en het uit zijn voormalige partner geboren inmiddels meerderjarige niet erkende kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Deze verklaring voor recht is volgens verzoeker op grond van artikel 204 lid 1 onder e Boek 1 BW noodzakelijk omdat hij voornoemd kind (alsnog) wil erkennen, maar dat hij inmiddels gehuwd is met een andere vrouw dan de moeder van voornoemd kind. Verzoeker heeft een spoedeisend belang in verband met een bij hem geconstateerde ongeneeslijke ziekte. De rechtbank heeft het verzoek integraal toegewezen. In haar beoordeling heeft de rechtbank betrokken de verklaring van de moeder van het kind, de verklaring van het kind zelf en, hoewel zij in deze procedure geen belanghebbende is, de verklaring van de huidige echtgenote van verzoeker, welke verklaringen het verzoek ondersteunen.
Uitspraak
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
zaak- en rekestnummer: 83248/FA RK 05-759
datum: 12 oktober 2005
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaatsnaam],
verzoeker,
procureur mr. M.A. Rensen.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 30 september 2005 het verzoekschrift ingekomen er toe strekkende dat voor recht wordt verklaard dat aannemelijk is dat tussen verzoeker en [mevrouw A.] een band heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen en/of dat tussen verzoeker en [naam zoon] een nauwe persoonlijke betrekking bestaat.
Bij het verzoekschrift zijn verklaringen gevoegd van [mevrouw A.] en [naam zoon] voornoemd, alsmede van de huidige echtgenote van verzoeker [naam huidige echtgenote verzoeker].
Bij brief van 5 oktober 2005 heeft mr. Rensen nog nadere informatie verschaft.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
Het verzoek is gegrond op artikel 204 lid 1 onder e Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Verzoeker legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag.
Hij heeft vanaf (medio) 1973 tot eind 1979/begin 1980 een affectieve relatie gehad met [mevrouw A.] (verder: [mevrouw A.]). De eerste jaren is er sprake geweest van een LAT-relatie. De laatste drie à vier jaar van hun relatie hebben zij samengewoond als waren zij gehuwd te [plaats- en straatnaam]. Uit die relatie is op 15 september 1979 te Amsterdam een zoon geboren, [naam zoon] (verder: [naam zoon]). Verzoeker heeft, blijkens de overgelegde geboorteakte, de aangifte van de geboorte gedaan. Reeds tijdens de zwangerschap van [mevrouw A.] zijn er relationele problemen ontstaan. Korte tijd na de geboorte van [naam zoon] hebben partijen hun relatie verbroken.
Verzoeker heeft destijds, in overleg met [mevrouw A.], bewust de keuze gemaakt [naam zoon] niet te erkennen. Zij hadden namelijk afgesproken dat de verzorging en opvoeding van [naam zoon] geheel door [mevrouw A.] zou geschieden en dat verzoeker daar geen enkele bemoeienis mee zou hebben. Ongeveer tweeënhalf jaar na het verbreken van de relatie tussen partijen heeft verzoeker de contacten weer hersteld. Hieruit is een zeer regelmatig contact tussen verzoeker en [naam zoon] ontstaan. In het kader daarvan was [naam zoon] tijdens zijn jongere jaren tenminste een weekend per maand bij verzoeker. Nadat [naam zoon] naar de middelbare school gegaan was vonden de contacten op onregelmatige basis plaats, maar de contacten waren nog wel uitgebreid. Daarbij heeft zich in de loop der jaren tussen verzoeker en [naam zoon] een sterke persoonlijke band ontwikkeld. Verzoeker heeft [naam zoon] daarbij altijd als zoon beschouwd en behandeld.
Verzoeker is begin 2005 ernstig ziek geworden. Hij had longkanker. Nadat bestralingen en operaties aanvankelijk succesvol bleken is een aantal weken geleden geconstateerd dat verzoeker tumoren in de hersenen heeft, welke niet behandelbaar zijn. Verzoeker wenst een testament te maken waarin zijn kinderen gelijkelijk behandeld worden. De notaris heeft verzoeker te kennen gegeven dat [naam zoon], ten gevolge van het ontbreken van een erkenning, juridisch niet als zijn kind beschouwd wordt. Verzoeker heeft daarop te kennen gegeven dat hij [naam zoon] alsnog wil erkennen en de notaris verzocht terzake een akte op te maken.
Aangezien verzoeker op 10 april 1990 in het huwelijk is getreden met [naam huidige echtgenote verzoeker], zou tengevolge van dit huwelijk een erkenning nietig zijn, tenzij door de rechtbank wordt vastgesteld dat aannemelijk is dat tussen verzoeker en [mevrouw A.] een band heeft bestaan die voldoende met een huwelijk op één lijn valt te stellen of dat tussen verzoeker en [naam zoon] een nauwe persoonlijke betrekking bestaat.
De rechtbank is van oordeel dat uit voormelde stellingen van verzoeker, welke stellingen worden ondersteund door de verklaring van [mevrouw A.], aannemelijk is geworden dat tussen verzoeker en [mevrouw A.] een band heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen. Eveneens is naar het oordeel van de rechtbank uit voormelde stellingen van de man, welke stellingen worden ondersteund door de verklaring van [naam zoon], aannemelijk geworden dat tussen verzoeker en [naam zoon] een nauwe persoonlijke betrekking bestaat.
Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat de huidige echtgenote van verzoeker, [naam huidige echtgenote verzoeker], hoewel zij een verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij volledig instemt met het onderhavige verzoek, in deze procedure geen belanghebbende is, aangezien het belang van [naam zoon] bij het ontstaan van een juridische afstammingsband dient te prevaleren boven het belang van de echtgenote van verzoeker.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek kan worden toegewezen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart voor recht dat tussen [verzoeker]:
- en [mevrouw A.] een band heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen;
- en [naam zoon] een nauwe persoonlijke betrekking bestaat.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2005 in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier.