
Jurisprudentie
AU4211
Datum uitspraak2005-10-05
Datum gepubliceerd2005-10-12
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/2768 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-12
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/2768 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ingangsdatum toegekende bijstandsuitkering.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/2768 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 11 mei 2004, reg.nr. 04/33 ABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 14 september 2005, waar partijen - gedaagde met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad gaat, gelet op de inhoud van de gedingstukken, uit van de volgende in de aangevallen uitspraak vermelde feiten en omstandigheden.
Op 1 september 2003 heeft appellante zich gemeld bij de lokale vestiging van de Centrale organisatie werk en inkomen (hierna: het CWI) met een verzoek om bijstand. Bij besluit van 24 oktober 2003 heeft gedaagde aan appellante met ingang van 1 september 2003 een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) toegekend naar de norm voor een alleenstaande.
Bij besluit van 19 december 2003 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 24 oktober 2003 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 19 december 2003 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat - alhoewel door appellante bestreden - niet is gebleken dat appellante al eerder dan op de meldingsdatum bij het CWI, zijnde 1 september 2003, een aanvraag om bijstand bij gedaagde heeft ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft gedaagde dan ook terecht de uitkering van appellante niet eerder in laten gaan dan op 1 september 2003.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad heeft in hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht geen toereikende aanknopingspunten gevonden om het op artikel 68a van de Abw gebaseerde oordeel van de rechtbank voor onjuist te houden en onderschrijft de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen.
Uit het voorstaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. M.I. 't Hooft, in tegenwoordigheid van L. Jörg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2005.
(get.) M.I. 't Hooft.
(get.) L. Jörg.
EK2809