Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4214

Datum uitspraak2005-09-27
Datum gepubliceerd2005-10-13
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/1332 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing van het verzoek om de met toepassing van artikel 5 Besluit bijstandverlening zelfstandigen in de vorm van een geldlening verstrekte bijstand met toepassing van artikel 8 Bbz (deels) om te zetten in een bedrag om niet en verschuldigde rente kwijt te schelden.


Uitspraak

05/1332 NABW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 19 januari 2005, reg.nr. 03-1937. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 5 juli 2005, waar partijen - met voorafgaande kennisgeving - niet zijn verschenen. II. MOTIVERING Op 1 juni 2003 heeft appellant, voorzover thans nog van belang, aan gedaagde verzocht om de hem met toepassing van artikel 5 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) in de vorm van een geldlening verstrekte bijstand ten bedrage van f 77.000,-- met toepassing van artikel 8 van het Bbz (deels) om te zetten in een bedrag om niet en verschuldigde rente kwijt te schelden. Gedaagde heeft niet tijdig op het verzoek van 1 juni 2003 beslist en evenmin op het tegen het niet tijdig beslissen op 21 september 2003 gemaakte bezwaar. Nadat appellant beroep had ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op dat bezwaar, heeft gedaagde bij besluit van 1 december 2003 alsnog een beslissing genomen over de toepassing van artikel 8 van het Bbz, bezien in samenhang met artikel 3 van het Bbz. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen omtrent de proceskosten en het griffierecht, het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van 21 september 2003 niet-ontvankelijk verklaard. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet is gebleken dat appellant nog een rechtens relevant belang heeft bij vernietiging van het - met een besluit gelijk te stellen - niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van 21 september 2003, nu gedaagde bij het besluit van 1 december 2003 alsnog een beslissing heeft genomen op het verzoek van 1 juni 2003. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. Al hetgeen appellant overigens in deze procedure nog heeft aangevoerd is niet te brengen onder de reikwijdte van het in deze zaak ter beoordeling staande geschil. De Raad zal dit dan ook buiten bespreking laten. Voor de goede orde merkt de Raad nog op dat de door appellant verzochte toepassing van artikel 8 van het Bbz aan de orde is in het - eveneens bij de Raad aanhangige - hoger beroep in de zaak met reg.nr. 05/1326 NABW. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. R.M. van Male en mr. J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 september 2005. (get.) Th.G.M. Simons. (get.) S.W.H. Peeters. EK2709