Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4219

Datum uitspraak2005-09-21
Datum gepubliceerd2005-10-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/5205 REA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing van het verzoek om subsidie in de vorm van een pakket op maat op grond van artikel 18 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten. Niet tijdige aanvraag.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/5205 REA U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens appellante heeft mr. W.F. van den Beld, werkzaam bij H&B Adviesbureau B.V., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 4 september 2003, reg.nr. 02/2452 REA. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 24 augustus 2005, waar partijen -gedaagde met bericht- niet zijn verschenen. II. MOTIVERING Voor een weergave van de feiten en de ten tijde in geding toepasselijke regelgeving verwijst de Raad, gelet op de inhoud van de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak. Gedaagde heeft bij het in de aangevallen uitspraak weergegeven in bezwaar genomen besluit (het bestreden besluit) vastgehouden aan zijn besluit van 22 augustus 2002. Bij dit besluit heeft gedaagde aan appellante meegedeeld dat het verzoek om subsidie in de vorm van een pakket op maat op grond van artikel 18 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Rea) is afgewezen, aangezien het verzoek niet binnen de termijn van 13 weken na dagtekening van de beschikking van 1 november 2001, waarbij een plaatsingsbudget voor de betreffende werknemer is toegekend, is aangevraagd. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij stelt zich, evenals in bezwaar en beroep, op het standpunt dat de brief van 22 augustus 2001 aangemerkt dient te worden als eerste aanvraag voor een pakket op maat. Voorts is appellante van mening dat, door toch de aanvraag om een pakket op maat in behandeling te nemen en zelfs inhoudelijk te beoordelen, er redelijke verwachtingen bij appellante zijn gewekt zodat volgens appellante de aanvraag niet meer op grond van termijn-overschrijding afgewezen mocht worden. Tot slot wordt gesteld dat de arbeidsdeskundige die appellante heeft geholpen bij het invullen van het “aanvraagformulier REA-instrumenten” daarop ten onrechte heeft aangegeven dat het om een aanvraag voor een plaatsingsbudget in plaats van een pakket op maat ging. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Het door appellante ingenomen standpunt dat de brief van 22 augustus 2001 aangemerkt zou moeten worden als eerste aanvraag voor een pakket op maat, volgt de Raad niet. Gezien de inhoud en strekking van deze brief is de Raad van oordeel dat appellante door middel van deze brief gedaagde wegens tekortschietende begeleiding door de arbeids-deskundige van de door appellante in dienst genomen arbeidsgehandicapte werknemer aansprakelijk heeft willen stellen voor een schadebedrag van ruim f 14.000,--. Uit de brief valt -naar het oordeel van de Raad- op geen enkele manier af te leiden dat appellante de bedoeling had een pakket op maat aan te vragen. Gelet hierop is de Raad, met gedaagde en de rechtbank, van oordeel dat de brief van 8 februari 2002 als eerste aanvraag dient te worden aangemerkt. Ingevolge artikel 18, vijfde lid, van de Wet Rea, wordt een pakket op maat niet verstrekt indien een aanvraag daarvoor wordt ingediend meer dan 13 weken na verstrekking van een plaatsingsbudget. Uitgaande van het feit dat het plaatsingsbudget met betrekking tot J.P. Heerlijn bij besluit van 1 november 2001 is toegekend en het pakket op maat met betrekking tot deze werknemer van appellante bij brief van 8 augustus 2002 is aangevraagd is de Raad van oordeel dat de aanvraag buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn is ingediend. De omstandigheid dat de arbeidsdeskundige M. Keeven appellante heeft geholpen bij het invullen van de aanvraag om een REA-instrument, in dit geval een plaatsingssubsidie, kan er niet toe leiden dat gedaagde in weerwil van de dwingendrechtelijke wettelijke aanvraagtermijn de aanvraag van appellante (inhoudelijk) in behandeling had moeten nemen. Appellante blijft zelf verantwoordelijk voor het invullen en het indienen van de aanvraag. De mogelijkheid van een pakket op maat stond vermeld op het namens appellante ondertekende aanvraagformulier met betrekking tot het plaatsingsbudget. Nu appellante ook overigens geen grieven heeft aangevoerd die tot een andere slotsom kunnen leiden dan dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, beslist de Raad zoals onder III aangegeven. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. G.M.T. Berkel-Kikkert in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005. (get.) G.M.T. Berkel-Kikkert. (get.) .M. Biever-van Leeuwen. JK/195