Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4238

Datum uitspraak2005-09-13
Datum gepubliceerd2005-10-13
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6474 NABW-V
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet kan worden gezegd dat het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk is. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard.


Uitspraak

04/6474 NABW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposant], wonende te [woonplaats], opposant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Bij uitspraak van 15 februari 2005 heeft de Raad met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Awb het verzoek van opposant om herziening van de uitspraak van de Raad van 12 oktober 2004, reg.nr. 03/5228 NABW, niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van 15 februari 2005 heeft opposant verzet gedaan. Het geding is behandeld ter zitting van 21 juni 2005, waar opposant is verschenen en geopposeerde - met voorafgaande kennisgeving - zich niet heeft laten vertegenwoordigen. II. MOTIVERING Mede gelet op hetgeen opposant ter zitting heeft verklaard, stelt de Raad vast dat het verzoek om herziening van opposant niet noodzakelijkerwijs hoeft te zien op de (herzienings)uitspraak van 12 oktober 2004. Reeds om die reden is de Raad van oordeel dat niet kan worden gezegd dat dit verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard. Daaruit volgt dat de uitspraak van 15 februari 2005 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Het verzoek om herziening van opposant zal te gelegener tijd ter zitting worden behandeld. Van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben, is de Raad niet gebleken. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet gegrond. Aldus gegeven door mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. A.B.J. van der Ham en mr. J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Polderman-Eelderink als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 september 2005. (get.) Th.G.M. Simons. (get.) A.H. Polderman-Eelderink. HE/2195