Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4241

Datum uitspraak2005-09-21
Datum gepubliceerd2005-10-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/405 ZFW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet tijdige betaling griffierecht en overschrijding beroepstermijn. In dit geding is de vraag aan de orde of de Raad opposant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.


Uitspraak

05/405 ZFW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposant], wonende te [woonplaats], opposant en St Ziekenfonds VGZ, gevestigd te Eindhoven, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Bij uitspraak van de Raad van 27 april 2005 is het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 28 februari 2003, reg.nr. 01/3130 ZFW, niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft opposant bij brief van 1 juni 2005 een verzetschrift ingediend. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 7 september 2005, waar partijen -zoals tevoren bericht- niet zijn verschenen. II. MOTIVERING De uitspraak van de Raad van 27 april 2005 steunt kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet binnen de door de laatstelijk aangetekend verzonden brief van 18 februari 2005 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest. Voorts heeft de Raad in die uitspraak vastgesteld dat het beroepschrift niet binnen de beroepstermijn is ingediend en dat niet is gebleken van verschoonbare termijnoverschrijding. In dit geding is de vraag aan de orde of de Raad opposant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep. De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven. In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in het verzetschrift - er op neer komend dat de fiscus het inkomen van opposant nog niet definitief heeft vastgesteld - geen relevante aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat opposant het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Gelet op het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb ongegrond te verklaren. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Aldus gegeven door mr. M.I. ‘t Hooft als voorzitter, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005. (get.) M.I. ‘t Hooft. (get.) B.M. Biever-van Leeuwen. HE/2195