Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4460

Datum uitspraak2005-10-14
Datum gepubliceerd2005-10-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 05/4233 GEMWT
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voorlopige beslissing inzake vestiging Sociale Dienst in Hugo de Grootstraat. Het loket voor daklozen CED (Centrale Eenheid Daklozen) mag nog niet worden geopend zolang niet duidelijk is of de bestemming van het pand een publieke functie heeft.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen voorlopige voorzieningen UITSPRAAK in het geding met reg. nr. AWB 05/4233 GEMWT van: Belangenvereniging Hugo de Groot, gevestigd te Amsterdam, verzoekster, [verzoekster2], wonende te [woonplaats], verzoekster, [verzoeker3], wonende te [woonplaats], verzoeker, allen vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Driel, tegen: Het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Westerpark, verweerder, vertegenwoordigd door mr. G. Koop. 1. PROCESVERLOOP 1.1. Op 20 september 2005 heeft de voorzieningenrechter (hierna: de rechter) een verzoek ontvangen tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met een bezwaarschrift van verzoeksters van 16 september 2005, gericht tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen door verweerder op de verzoeken van 19 juli 2005, 22 juli 2005 en 29 juli 2005 tot handhavend optreden in verband met dreigend gebruik in strijd met het geldende bestemmingsplan op de 2e Hugo de Grootstraat 45. Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft verweerder op het verzoek van verzoekster beslist. Het onderzoek is gesloten ter zitting van 14 oktober 2005. 2. OVERWEGINGEN 2.1. Het oordeel van de voorzieningrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. De weigering om bestuursdwang toe te passen ziet op de voorgenomen vestiging van de afdelingen Centrale Eenheid Daklozen (CED) en Financiën en Budgetbeheer van de Herengracht naar de 2e Hugo de Grootstraat te Amsterdam. 2.3. Partijen zijn in het bijzonder verdeeld over het antwoord op de vraag of de voorgenomen activiteit van de Gemeentelijke Sociale Dienst in overeenstemming is met de kantoorbestemming die het desbetreffende gebouw in het bestemmingsplan GDH-zone heeft. De verzoekers hebben met name gewezen op het feit dat het kantoorvloeroppervlak niet overwegend voor administratieve werkzaamheden zal worden gebruikt en gewezen op de publieksbestemming die de CED krijgt, en daarvan te verwachten overlast voor de omgeving. 2.4. De onderhavige procedure leent zich niet – mede gelet op de spoedeisendheid – voor een beoordeling van de juistheid van het standpunt van verweerder dat de te vestigen CED-eenheid in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Dit zal in de bezwaar- en bodemprocedure dienen te geschieden. Wel is bij de rechter ernstige twijfel gerezen of gelet op de prominente publieksfunctie die de CED krijgt als bezoekadres voor daklozen en gelet op de uitstraling die dat op de directe omgeving heeft, er sprake is van een gebruik dat past binnen de bestemming kantoren. De rechter heeft daarbij betrokken dat de CED tevens zal dienen als postadres voor dak- en thuislozen, dat tijdens spreekuren ook een arts aanwezig zal zijn, en dat de Gemeentelijke Sociale Dienst er vanuit gaat dat de uitkeringsgerechtigde dak- en thuislozen zich met regelmaat op het CED-adres dienen te melden voor de controle op hun uitkeringssituatie. Naar voorlopig oordeel betreft dit meer een maatschappelijke voorziening dan een kantoorfunctie. 2.5. Verweerder heeft niet bestreden dat het hier een klein gebied betreft met hoge woningdichtheid en met voorzieningen voor ouderen en kinderen. Het belang om ernstige overlast te voorkomen, wordt reëel geacht. Anderzijds is er het belang van de Gemeentelijke Sociale Dienst die op zeer korte termijn een verhuizing heeft gepland en de CED op de genoemde locatie wenst te openen. Onvoldoende is echter weersproken dat de locatie op de Herengracht nog tot 1 april 2007 beschikbaar is – zij het in de planning van de Sociale dienst – voor andere eenheden. De enkele omstandigheid dat de voorgenomen verhuizing een onderdeel vormt van een grotere verhuisbeweging van de Sociale Dienst, acht de rechter onvoldoende om dit belang thans de doorslag te doen geven. Daarbij wordt overwogen dat de opening van de CED-eenheid in dit gebied, ook gelet op de doelgroep die wordt bereikt, lastig terug te draaien is en in die zin sprake zal zijn van een toestand die niet gemakkelijk ongedaan kan worden gemaakt. 2.6. Gelet op het voorgaande bestaat er voldoende reden om in afwachting van de beslissing op het bezwaarschrift van verzoekers het besluit tot weigering van het toepassen van bestuursdwang te schorsen. Verweerder zal zich opnieuw over het handhavingsverzoek van verzoekers dienen te buigen. Zoals ter zitting is besproken behoort tot de bevoegdheid van verweerder om – ook indien er strijd is met het bestemmingsplan – te bezien of vrijstelling kan worden verleend en zo neen op welke wijze van de bestuursdwangbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt. De rechter ziet in de hiervoor weergegeven belangen echter wel aanleiding een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat verweerder – vooruitlopend op die besluitvorming terzake van de bestuursdwang - wordt opgedragen het bestemmingsplan in die zin te handhaven dat voorkomen wordt dat de publieksfunctie van de CED wordt geopend. Dat betekent dat de te treffen voorziening niet ziet op de in de CED te vestigen kantoorfunctie, doch dat verweerder in afwachting van de nadere besluitvorming de functie van de CED als bezoekadres voor dak- en thuislozen, en derhalve ook de loketfunctie voor aanvragen en postadressen zal dienen te voorkomen. 2.7. Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs hebben moeten maken, welke onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair zijn vastgesteld op € 644,-- (2 punten -voor het verzoekschrift en het verschijnen ter zitting- x factor 1 x € 322,--), als kosten van verleende rechtsbijstand. 2.8. Eveneens bestaat aanleiding om te bepalen dat het griffierecht door verweerder dient te worden vergoed. Beslist wordt als volgt. 3. BESLISSING De voorzieningenrechter, - wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe; - schorst het besluit van verweerder van 11 oktober 2005; - draagt verweerder op om in afwachting van nadere besluitvorming vooralsnog tot handhaving van het bestemmingsplan over te gaan op de wijze zoals in rechtsoverweging 2.6 is beschreven; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 644,-- (zegge zeshonderd vierenveertig euro) te betalen door de gemeente Amsterdam aan verzoekster; - bepaalt dat de gemeente Amsterdam aan verzoekers het betaalde griffierecht van € 276,-- (zegge tweehonderd en zesenzeventig euro) vergoedt. Gewezen door mr. M. de Rooij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van B.O. Schaafsma, griffier. Openbaar gemaakt op: de griffier, de voorzieningenrechter, Afschrift verzonden op: 14 oktober 2005