Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4480

Datum uitspraak2005-10-13
Datum gepubliceerd2005-10-18
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers286783 AZ 05-13
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

kantonzaak, arbeidsovereenkomst; verzoek herroeping ontbindingsbeslissing afgewezen; nonconcurrentieafspraak ontbrekt; niet bewezen dat werknemer ten tijde van onderhandelingen al concurrentieplannen had;werkgever heeft verzuimd naar plannen werknemer te vragen. Geen bedrog.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD sector kanton - locatie Deventer zaaknummer : 286783 AZ 05-13 datum : 13 oktober 2005 Beschikking op een verzoek ex artikel 390 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KRUIDERIJ B.V., statutair gevestigd te Roermond en kantoorhoudende te Nijehaske, verzoekende partij, gemachtigde mr. V.N. Sakkers, advocaat te 1075 AT Amsterdam, Emmalaan 23, tegen [VERWERENDE PARTIJ], wonende te [woonplaats], verwerende partij, gemachtigde mr. M.F. Kiers, advocaat te 7401 JJ Deventer, Postbus 6356. Het verloop van de procedure De kantonrechter heeft kennisgenomen van: - het verzoekschrift - het verweerschrift - de door beide partijen nagezonden producties. Er heeft op 6 oktober 2005 een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden; de griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. De beoordeling 1. Het verzoek strekt tot herroeping van de beschikking van deze sector kanton van 23 mei 2005 houdende ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen onder toekenning van een billijke vergoeding. 2. Verweerster heeft een reconventioneel verzoek tot herroeping gedaan onder de voorwaarde dat het verzoek van De Kruiderij B.V. wordt toegewezen. 3. Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast: a. Verweerster (hierna: [verwerende partij]) is op [datum] bij verzoekster (hierna: De Kruiderij B.V.) in dienst getreden als onderdeel van een overeenkomst tussen partijen inzake de overname van de onderneming van [verwerende partij] en haar echtgenoot door De Kruiderij B.V.. De echtgenoot van [verwerende partij] is tezelfdertijd in dienst getreden. b. Bij beschikking van deze sector kanton van 23 mei 2005 (hierna: de beschikking) is deze arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van 1 juni 2005 onder toekenning van een billijke vergoeding groot € 2.094,33 bruto. c. Aan de indiening van de verzoek- en verweerschriften van partijen betreffende de ontbindingsprocedure die tot de beschikking leidde is overleg tussen hen voorafgegaan, in essentie inhoudende dat De Kruiderij B.V. haar verzoek zou gronden op bedrijfseconomische noodzaak en een vooraf geaccordeerde vergoeding zou aanbieden, en dat [verwerende partij] dat verzoek niet zou bestrijden en de aangeboden vergoeding als aanvaardbaar zou bestempelen. Voorts kwamen partijen overeen dat, ingeval de kantonrechter zou oordelen in afwijking van de door hen overeengekomen wijze van beëindiging van het dienstverband, hun afspraak zou prevaleren. d. Ten tijde van de indiening van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst was de bedrijfsvoering van De Kruiderij B.V. verliesgevend. e. De afwikkeling van de koopovereenkomst tussen partijen uit 2003 diende ten tijde van de onderhandelingen over beëindiging van het dienstverband tussen partijen nog haar beslag te krijgen, en vormde tegelijkertijd onderwerp van overleg. 2. De Kruiderij B.V. heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende – kort samengevat – aangevoerd. Zij baseert haar verzoek op de in artikel 382, onder a, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering omschreven grondslag: bedrog door [verwerende partij] gepleegd in de ontbindingsprocedure die tot de beschikking leidde. Dat bedrog heeft dan bestaan in de omstandigheid dat [verwerende partij], toen zij op 19 mei 2005 – tegelijkertijd met haar verzoekschrift – haar verweerschrift via haar gemachtigde ter griffie indiende, wist dat zij met ingang van 1 juni 2005 een eigen winkel zou openen in Deventer in dezelfde artikelen als die welke door haar in dienst van De Kruiderij B.V. werden verkocht, en van die omstandigheid geen melding heeft gemaakt. De Kruiderij B.V. acht voorts onwaarschijnlijk dat [verwerende partij] in de onderhandelingen die aan die ontbindingsprocedure vooraf gingen niet ook al van dit concrete voornemen heeft geweten en dat toen dus ook ten onrechte niet heeft gemeld, en heeft om die reden de overeenkomst tussen partijen vernietigd. 3. [verwerende partij] heeft tot haar verweer het volgende – eveneens kort samengevat - aangevoerd. Op 28 april 2005 zijn partijen over de wijze van beëindiging van hun arbeidsovereenkomst en de daarbij te betalen vergoeding tot overeenstemming gekomen. Dadelijk nadien hebben [verwerende partij] en haar echtgenoot zich tot het uiterste ingespannen om hun toen nog niet concrete plan om – weer – voor zichzelf te beginnen, tot uitvoering te brengen. Zij hebben een winkelpand gehuurd, de bij hen thuis op dat moment werkzame aannemer opdracht gegeven zijn werkzaamheden te verplaatsen naar het gehuurde winkelpand, afspraken gemaakt met een belangrijke toeleverancier en in familiekring geld geleend. Gelet op hun vergevorderde leeftijd en hun gerichte ervaring in de op kruiden gespecialiseerde drogisterijbranche was hun keuze uiterst beperkt. Zij waren noch door de koopovereenkomst uit 2003 noch uit hun arbeidsovereenkomst aan enig concurrentiebeding gebonden. Door hun zeer beperkte arbeidsverleden in loondienst hadden beiden slechts een heel beperkte aanspraak op een werkloosheidsuitkering. De Kruiderij B.V. heeft nimmer gevraagd naar toekomstplannen of alternatieven van [verwerende partij] en haar echtgenoot na einde dienstverband. Het moet ook voor De Kruiderij B.V. vanzelfsprekend zijn geweest, dat [verwerende partij] zich op een toekomst in de drogisterijbranche zou richten. Ten tijde van de onderhandelingen over, en het maken van de afspraken over de beëindiging van het dienstverband had zij nog geen concrete vooruitzichten. In de procedure heeft zij geen enkele mededeling gedaan die niet verenigbaar zou zijn met haar toen geconcretiseerde plannen, en achtte zij zich rechtens niet verplicht ongevraagd daaromtrent mededelingen te doen, ook al niet omdat voorspelbaar was dat zij in de eerste maanden na 1 juni 2005 uit die eigen onderneming geen inkomsten van betekenis zou realiseren. Met name die laatste omstandigheid zou, aldus nog steeds [verwerende partij], mede in aanmerking genomen haar gevorderde leeftijd, zeer waarschijnlijk ook bij een inhoudelijke beoordeling van het verzoek niet tot een andere uitkomst ten aanzien van de billijke vergoeding hebben geleid. 4. Voor de beantwoording van de vraag of de beschikking herroepen dient te worden of niet, is van doorslaggevende betekenis het antwoord op de vraag of [verwerende partij] in het geding dat voorafging aan de beschikking “bedrog” heeft gepleegd als bedoeld in artikel 382, onder a, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Die vraag komt in wezen neer op de vraag of op [verwerende partij] bij het formuleren van haar verweer tegen het ingediende ontbindingsverzoek rechtens gehouden was eigener beweging gewag te maken van haar toen concrete plannen tot het starten van een eigen onderneming per 1 juni 2005. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Tegenover de gemotiveerde betwisting ervan heeft De Kruiderij B.V. niet aannemelijk weten te maken dat haar vermoeden, dat [verwerende partij] ten tijde van de afspraken over de beëindiging van het dienstverband op 28 april 2005 al concrete plannen had voor het starten van een eigen onderneming op 1 juni 2005 gegrond is. Daarvan uitgaande is [verwerende partij] dus eerst nadat die afspraken waren gemaakt met de concretisering van die plannen aan de slag gegaan. De Kruiderij B.V. heeft niet betwist dat zij [verwerende partij] nimmer heeft gevraagd naar haar mogelijkheden of plannen voor de periode na einde dienstverband. In de procedure die tot de beschikking leidde heeft [verwerende partij] zich enkel door een door haar gemachtigde opgesteld en ingediend verweerschrift geuit. Daarin heeft zij geen standpunt ingenomen dat, of enige indruk gewekt die met haar toen geconcretiseerde plannen niet was te verenigen. De bescheiden omvang van de afgesproken vergoeding, tenslotte, te weten één bruto maandsalaris, vormde ook geen omstandigheid die voor haar aanleiding had moeten zijn te beseffen dat zij haar plannen behoorde te openbaren. In dat verband heeft [verwerende partij] er terecht op gewezen dat het nog maar de vraag is of de kantonrechter, indien het ontbindingsverzoek inhoudelijk - en dus met kennisneming van de concrete plannen van [verwerende partij] - was behandeld, niet toch een zo bescheiden vergoeding zou hebben toegekend. Bij dit alles is immers niet zonder belang, dat bij laatst bedoeld oordeel de omstandigheid dat [verwerende partij] een rechtstreeks concurrerende onderneming wilde starten vermoedelijk geen gewichtige rol zou hebben gespeeld, terwijl juist die omstandigheid – zo bleek ter zitting – voor De Kruiderij B.V. de pijn sterk vergroot. Die pijn komt echter vooral voort uit het ontbreken van deugdelijke concurrentiebeperkende afspraken tussen partijen, zowel in de koopovereenkomst van 2003 als in hun arbeidsovereenkomst, welk manco door De Kruiderij B.V. ter zitting desgevraagd is toegegeven. 5. Het verzoek tot herroeping van de beschikking wordt mitsdien afgewezen. In de omstandigheden van het geval vindt de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. 6. Nu de voorwaarde waaronder [verwerende partij] een reconventioneel verzoek heeft ingediend niet is vervuld, behoeft daarop niet te worden beslist. De beslissing De kantonrechter: - wijst het verzoek af; - compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.