Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4486

Datum uitspraak2005-10-05
Datum gepubliceerd2005-10-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/4392 REA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek verstrekking bruikleenauto. UWV is op grond van artikel 2, vijfde lid, van Wet REA niet bevoegd een bruikleenauto te verstrekken.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/4392 REA U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 12 augustus 2003, reg.nr. 03/386 REA. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 24 augustus 2005, waar appellant in persoon is verschenen en waar namens gedaagde is verschenen drs. G.A. Tellinga, werkzaam bij het Uwv. II. MOTIVERING Voor een weergave van de feiten verwijst de Raad, gelet op de inhoud van de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak. Gedaagde heeft bij het in de aangevallen uitspraak weergegeven in bezwaar genomen besluit (het bestreden besluit) vastgehouden aan zijn met toepassing van artikel 2, vijfde lid en artikel 22 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (zoals die toen luidde; hierna: Wet REA) genomen besluit van 29 november 2002, waarbij het verzoek van appellant om vervanging van zijn bruikleenauto is afgewezen. Hieraan ligt ten grondslag dat gedaagde op grond van artikel 2, vijfde lid, van Wet REA niet bevoegd is een bruikleenauto te verstrekken. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en heeft daartoe als volgt overwogen: " Eiser kan in het kader van de Wet REA aanspraak maken op een vervoersvoorziening indien hij arbeidsgehandicapte is in de zin van die wet. In artikel 2, vijfde lid, van de Wet REA is bepaald dat een persoon die werkzaam is in de zin van de WSW of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW niet als arbeidsgehandicapte in de zin van die wet wordt aangemerkt. Kennelijk doel van deze bepaling is dat op werknemers in de zin van de WSW uitsluitend het regime van de WSW van toepassing is en niet -ook- dat van de Wet REA en /of de Wet inschakeling werkzoekenden. Aangezien eiser werkzaam is in een WSW-dienstverband kan hij gelet op het bepaalde in artikel 2, vijfde lid, van de Wet REA geen aanspraak maken op een voorziening in het kader van die wet. (…) De conclusie moet dan ook luiden dat verweerder terecht heeft besloten eiser niet voor de gevraagde voorziening in aanmerking te brengen.". Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat wanneer hij in het reguliere bedrijfsleven zou werken hij, gelet op zijn lichamelijke beperkingen, wel als arbeidsgehandicapte zou worden aangemerkt en in aanmerking zou kunnen komen voor een REA-voorziening. Nu hij echter in een WSW dienstverband werkzaam is wordt hij niet als arbeidsgehandicapte aangemerkt. Appellant vindt het onbegrijpelijk dat hij, na 23 jaar met plezier te hebben gewerkt, per 1 september 2005 hiertoe niet meer in staat wordt gesteld aangezien hij op die dag zijn bruikleenauto bij het Uwv dient in te leveren. De Raad komt tot de volgende beoordeling. De Raad is, met de rechtbank en op grond van dezelfde overwegingen, van oordeel dat gedaagde terecht bij het bestreden besluit heeft geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een bruikleenauto. Evenals de rechtbank heeft de Raad begrip voor de frustratie van appellant over de in het bestreden besluit gehanteerde afwijzings(grond), maar de uitsluiting van WSW-werknemers in genoemde bepaling is een uitdrukkelijke keuze van de wetgever geweest, die de Raad dient te respecteren. De Raad moet volgens de wet rechtspreken en mag de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet beoordelen. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De Raad merkt ten overvloede nog op dat het gelet op dit specifieke geval en het gegeven dat het gaat om een beperkte periode, te weten ruim 2 jaar tot aan appellants pensioengerechtigde leeftijd, het door gedaagde te overwegen zou zijn om een tijdelijke voortzetting van de bruikleenovereenkomst met betrekking tot appellants huidige bruikleenauto te bewerkstelligen. De Raad ziet tenslotte geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. G.M.T. Berkel-Kikkert in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2005. (get.) G.M.T. Berkel-Kikkert. (get.) B.M. Biever-van Leeuwen JK/195