Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4558

Datum uitspraak2005-10-19
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200503709/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 november 2004 heeft verweerder geweigerd handhavingsmaatregelen te treffen dan wel nadere eisen te stellen ten aanzien van de [horeca-inrichting] aan de [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200503709/1. Datum uitspraak: 19 oktober 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Schinnen, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 2 november 2004 heeft verweerder geweigerd handhavingsmaatregelen te treffen dan wel nadere eisen te stellen ten aanzien van de [horeca-inrichting] aan de [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 15 maart 2005, verzonden op 18 maart 2005, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 24 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2005, beroep ingesteld. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2005, waar appellanten in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. W.J.M. van Buggenum, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [horeca-inrichting], vertegenwoordigd door T.L.M. Vrancken-Habets, daar als partij gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. 2.2.    Aan het geding ligt ten grondslag het verzoek van appellanten van 7 september 2004 om toepassing van bestuursdwang dan wel het stellen van nadere eisen, te weten het begrenzen van de aanwezige geluidinstallatie, ten aanzien van bovengenoemde inrichting. De inrichting is gesitueerd in een gedeelte van [perceel]. Appellanten bewonen een ander gedeelte van het [perceel]. Zij stellen geluidoverlast te ondervinden als gevolg van het in werking zijn van de inrichting. 2.3.    De Voorzitter heeft bij uitspraak van 3 juni 2005, no. 200503709/2, in het kader van het verzoek van appellanten om met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van het thans bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen, gemotiveerd aangegeven dat niet aannemelijk is geworden dat, buiten de twaalf dagen per jaar dat ontheffing is verleend, niet wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden zoals opgenomen in voorschrift 1.1.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer en dat verweerder om die reden in redelijkheid heeft kunnen afzien van het stellen van nadere eisen. De Afdeling ziet, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, geen aanleiding om thans een ander standpunt in te nemen en verwijst voor de motivering van dat standpunt naar genoemde uitspraak. 2.4.    Het beroep is ongegrond. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat. w.g. Beekhuis    w.g. Van Hardeveld Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2005 312-493.