
Jurisprudentie
AU4560
Datum uitspraak2005-10-12
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507025/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507025/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 22 juni 2005, kenmerk DGWM/2005/8649, heeft verweerder de voorschriften T.1, T.2, T.3, T.4, T.5 en T.6 die zijn verbonden aan de op 18 mei 1999 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "HKS Scrap Metals B.V." verleende revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid van de Wet milieubeheer voor een inrichting voor het inzamelen, op- en overslaan en bewerken van metalen waaronder autowrakken, gelegen aan de Havenweg 1 te 's-Gravendeel, gewijzigd. Dit besluit is op 4 juli 2005 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200507025/2.
Datum uitspraak: 12 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2005, kenmerk DGWM/2005/8649, heeft verweerder de voorschriften T.1, T.2, T.3, T.4, T.5 en T.6 die zijn verbonden aan de op 18 mei 1999 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "HKS Scrap Metals B.V." verleende revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid van de Wet milieubeheer voor een inrichting voor het inzamelen, op- en overslaan en bewerken van metalen waaronder autowrakken, gelegen aan de Havenweg 1 te 's-Gravendeel, gewijzigd. Dit besluit is op 4 juli 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 9 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 9 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 september 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door J.F. Cleij en ing. K. Feenstra, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. drs. A.J. Rusting en ir. L.P.M. Hertsig, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door S. van der Wekken en ing. H. Wijnmaalen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
2.3. Verzoekster kan zich niet verenigen met de geluidgrenswaarden voor het maximale geluidniveau die in de voorschriften T.3 en T.4 zijn gesteld voor de woning [locatie]. Zij stelt geluidhinder te vrezen en betoogt in dit verband dat te hoge geluidgrenswaarden voor het maximale geluidniveau zijn vergund. Bovendien zullen de piekgeluidniveaus volgens verzoekster regelmatig nog 3 dB hoger zijn dan de gestelde grenswaarden, omdat in het akoestisch rapport van 13 december 2004 waarop de gestelde grenswaarden zijn gebaseerd, is uitgegaan van gemiddelde bronsterkten. Verweerder heeft volgens verzoekster ten onrechte gesteld dat verdere geluidbeperkende maatregelen redelijkerwijs niet mogelijk zijn.
2.4. In voorschrift T.3 is onder meer bepaald dat het maximale geluidniveau ter hoogte van de woning [locatie] niet meer mag bedragen dan 75 dB(A) in de dagperiode en 70 dB(A) in de avondperiode. In voorschrift T.4 is onder meer bepaald dat het maximale geluidniveau tijdens het laden en lossen van schepen in de nachtperiode, ten hoogste twaalf nachten per kalenderjaar, ter hoogte van de woning [locatie] maximaal 70 dB(A) in de nachtperiode mag bedragen.
2.5. De inrichting bevindt zich op het niet gezoneerde industrieterrein "Dordtse Kil" te 's-Gravendeel. De woning [locatie] bevindt zich op het aangrenzende bedrijventerrein "Mijlpolder".
2.5.1. Verweerder stelt dat, gezien het slechtere akoestische klimaat op een bedrijventerrein, voor de gevels van woningen op een bedrijventerrein grenswaarden kunnen worden gesteld die 5 dB hoger zijn dan de grenswaarden voor het maximale geluidniveau die op grond van hoofdstuk 3 van de Handreiking voor de dag- en avondperiode worden aanbevolen. Voor de incidentele bedrijfssituatie, waarvan ten hoogste twaalf nachten per kalenderjaar sprake mag zijn, stelt verweerder evenals in de onderliggende vergunning grenswaarden op de gevel en binnen woningen te vergunnen die 5dB hoger zijn dan voor de representatieve situatie. Verweerder stelt dat aanvullende geluidbeperkende maatregelen in redelijkheid niet van vergunninghoudster kunnen worden verlangd.
Gebleken is dat het bestreden besluit ziet op dezelfde activiteiten die reeds bij de onderliggende vergunning van 18 mei 1999 zijn vergund en sindsdien hebben plaatsgevonden, zodat het ervoor moet worden gehouden dat het bestreden besluit niet zal leiden tot toename van de geluidhinder. Dit laatste is ter zitting niet ontkend. Daarom ziet de Voorzitter, gelet op de door verweerder gegeven motivering en na afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Bij de behandeling van de hoofdzaak kunnen de geluidbeperkende effecten van een containerscherm aan de orde komen.
2.5.2. Wat de vrees betreft dat de grenswaarden voor het maximale geluidniveau zullen worden overtreden overweegt de Voorzitter dat deze grond geen betrekking heeft op de rechtmatigheid van het ter beoordeling staande besluit en om die reden niet kan slagen. De Algemene wet bestuursrecht voorziet overigens in de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen die strekken tot het afdwingen van de naleving van de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden.
2.5.3. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van der Zijpp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2005
262-415.