
Jurisprudentie
AU4561
Datum uitspraak2005-10-12
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507172/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507172/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 7 juli 2005, kenmerk SO/MIL/051880978, heeft verweerder aan verzoekers een last onder dwangsom opgelegd ten aanzien van het motorcrossterrein op het adres [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200507172/1.
Datum uitspraak: 12 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2005, kenmerk SO/MIL/051880978, heeft verweerder aan verzoekers een last onder dwangsom opgelegd ten aanzien van het motorcrossterrein op het adres [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 14 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 oktober 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.H.M. van den Eertwegh, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit is een last onder dwangsom als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd ten aanzien van het crossterrein op bovengenoemd adres. Voor deze inrichting is op 10 december 2004 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend. De dwangsom is vastgesteld per week dat wordt geconstateerd dat op de crossbaan buiten de openingstijden, zoals beschreven in voorschrift 1.2.1. van die vergunning wordt gecrosst en de inrichting niet volgens de verleende vergunning in werking is.
2.2. Ten aanzien van het door verweerder gestelde strijdige gebruik van het parkeerterrein overweegt de Voorzitter dat genoegzaam is gebleken dat een gedeelte van het parkeerterrein bij de inrichting in strijd met de vergunning van 10 december 2004 wordt gebruikt als startterrein bij crosswedstrijden, zodat verweerder bevoegd was terzake handhavend op te treden. Het gebruik van het terrein is door verzoekers ook niet bestreden. Zij stellen evenwel extra ruimte bij wedstrijden nodig te hebben aangezien de oorspronkelijke beschikbare ruimte voor het crossen vanwege ontwikkelingen in de aangrenzende infrastructuur aanzienlijk is verkleind.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Ter zitting is bevestigd dat door verzoekers nog geen aanvraag om een nieuwe milieuvergunning is ingediend, zodat thans geen uitzicht op legalisatie bestaat. De door verzoekers aangevoerde behoefte aan extra ruimte bij crosswedstrijden acht de Voorzitter geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan behoort te worden afgezien van handhaving. Nu ook overigens niet is gebleken dat handhavend optreden in dit geval zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, heeft verweerder de last onder dwangsom wat betreft deze overtreding terecht opgelegd.
Gelet hierop ziet de Voorzitter in zoverre aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.3. Ten aanzien van de gestelde overtreding van het aan de vergunning van 10 december 2004 verbonden voorschrift 1.2.1 is de Voorzitter gebleken dat verweerder slechts eenmalig, te weten op 25 mei 2005 een overschrijding van de openingstijden heeft geconstateerd. Deze overschrijding bedroeg slechts 10 à 20 minuten en was blijkens de door verzoekers gegeven informatie het gevolg van een vanwege de zeer slechte weersomstandigheden uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijke extra preparatie van de crossbaan, waardoor de crosswedstrijden enkele minuten uitliepen. Naar het oordeel van de Voorzitter kan de vraag of ten tijde van het nemen van het bestreden besluit sprake was van overtreding van voorschrift 1.2.1 niet enkel worden gebaseerd op de incidentele overschrijding van 25 mei 2005 die het gevolg was van een niet representatieve situatie. Geoordeeld moet worden dat in onvoldoende mate is onderzocht of ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet werd voldaan aan de openingstijden zoals gesteld in vergunningvoorschrift 1.2.1. In zoverre is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch van 7 juli 2005, kenmerk SO/MIL/051880978, voorzover het betreft de last onder dwangsom ten aanzien van de gestelde overtreding van vergunningvoorschrift 1.2.1;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. gelast dat de gemeente 's-Hertogenbosch aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachterendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Gemert
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2005
243.