Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4569

Datum uitspraak2005-10-19
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200501421/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 oktober 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk (hierna: het college) het verzoek van appellant om toepassing van bestuursdwang tegen de op de camping "Le Parage" (hierna: de camping) aanwezige kantine (hierna: de kantine), gelegen aan de Langevelderlaan 43 te Noordwijk, afgewezen.


Uitspraak

200501421/1. Datum uitspraak: 19 oktober 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03/766 GEMWT en 03/3473 BESLU van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 december 2004 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk. 1.    Procesverloop Bij besluit van 27 oktober 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk (hierna: het college) het verzoek van appellant om toepassing van bestuursdwang tegen de op de camping "Le Parage" (hierna: de camping) aanwezige kantine (hierna: de kantine), gelegen aan de Langevelderlaan 43 te Noordwijk, afgewezen. Bij besluit van 5 juni 2002 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 24 september 2002 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, voor zover hier van belang, het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Bij besluit van 14 januari 2003 heeft het college het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 24 december 2004, verzonden op 4 januari 2005, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 14 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 maart 2005. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 2 juni 2005 heeft het college van antwoord gediend. Bij brief 26 augustus 2005 heeft appellant nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 september 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. E.C. van Lent, advocaat te Leiden, en het college, vertegenwoordigd door J.C. Bedijn, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is de eigenaar van de camping "Le Parage", de besloten vennootschap Mijbupark B.V., als belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.G. Lasschuit, advocaat te Noordwijk, daar gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het geding betreft uitsluitend de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat geen sprake is van een met het bestemmingsplan strijdig gebruik van de kantine. In dat kader heeft het college in de beslissing op bezwaar aangegeven dat de kantine geen horecabedrijf mag zijn dat ook voor anderen dan kampeerders wordt gebruikt. 2.2.    Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte de beslissing op bezwaar niet heeft getoetst aan de hand van de vraag of het college naar aanleiding van de klachten van appellant voldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen om te voorkomen dat de kantine door anderen dan kampeerders wordt bezocht en of dergelijke maatregelen consequent door belanghebbende worden nageleefd.    Het betoog faalt. Het college heeft aangegeven dat in de jaren 2000 tot en met 2003 diverse bedrijfs- of controlebezoeken van de politie en de afdeling milieu van de gemeente Noordwijk hebben plaatsgevonden, waarbij de herkomst van de in de kantine aanwezige personen is nagegaan. Bij geen van die bezoeken is gebleken van het gebruik van de kantine door anderen dan kampeerders en hun gasten. In de klachten van appellant heeft het college dan ook geen reden hoeven zien tot het treffen van voorzorgsmaatregelen. De door appellant overgelegde stukken maken niet aannemelijk dat de door het college genomen beslissing om niet op te treden, onjuist is. De door de politie opgemaakte processen-verbaal zien met name op de overlast die appellant van de kantine en haar bezoekers stelt te ondervinden. Deze overlast, wat daar ook van zij, kan geen rol spelen in de onderhavige procedure, nu zij op zichzelf geen grond biedt om te vermoeden dat de kantine wel door anderen dan kampeerders wordt bezocht. Anders dan appellant aanvoert, geeft de advertentie voor de kantine op internet op zichzelf, gelet op de verbondenheid met de website voor de camping en op de ter zitting namens belanghebbende gegeven verklaring, daartoe onvoldoende aanleiding. 2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink    w.g. Lodder Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2005 17-499.