
Jurisprudentie
AU4572
Datum uitspraak2005-10-13
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505996/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505996/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 12 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Meijel het wijzigingsplan "bestemmingsplan Buitengebied, wijziging ex artikel 11 WRO, toekenning agrarische bouwkavel aan Gommans Flowers en Platveld Flowers voor het oprichten van een glastuinbouwbedrijf aan een locatie gelegen aan de Kampsteeg/Langstraat/Donkerpeelensweg" vastgesteld.
Uitspraak
200505996/2.
Datum uitspraak: 13 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Meijel het wijzigingsplan "bestemmingsplan Buitengebied, wijziging ex artikel 11 WRO, toekenning agrarische bouwkavel aan Gommans Flowers en Platveld Flowers voor het oprichten van een glastuinbouwbedrijf aan een locatie gelegen aan de Kampsteeg/Langstraat/Donkerpeelensweg" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 24 mei 2005, kenmerk RO 2005/23431, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 20 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum , beroep ingesteld.
Bij brief van 20 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 oktober 2005, waar verzoekers, in persoon en bijgestaan door mr. Schrieder L.M.A., zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Meijel, vertegenwoordigd door I.H.E. Hansen en P.J.H.A.M. Kuijpers, ambtenaren van de gemeente, en [partij], in persoon en bijgestaan door mr. A.A. van den Brand, advocaat te Venlo.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3. Het plan voorziet in een wijziging van de bestemming "Agrarische doeleinden A" in de bestemming "Agrarische doeleinden, bouwperceel A(b)" ten behoeve van de vestiging van een glastuinbouwbedrijf met 105.000 m2 glasopstanden, een hemelwaterbassin van 10.500 m2, bedrijfsgebouwen van 7.000 m2, overige ruimten van 3.400 m2 en een bedrijfswoning.
2.4. Verweerder heeft het plan goedgekeurd. Daarbij heeft hij overwogen dat het plan voldoet aan de wijzigingsregels en aan de eisen van de Wet en het Besluit op de Ruimtelijke Ordening.
2.5. Verzoekers bestrijden op de nader in hun beroepschrift aangegeven gronden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Zij achten het bouwblok te groot voor deze locatie. Ook hebben zij gewezen op een fout op de plankaart.
Nu [partij] een bouwplan heeft, verzoeken zij de inwerkingtreding van het plan te schorsen om te voorkomen dat een onomkeerbare situatie ontstaat.
2.6. Het perceel is in het geldende Provinciaal Omgevingsplan Limburg (hierna: het POL) aangeduid als 'concentratiegebied glastuinbouw' en tevens als 'Perspectief5 gebied' (Ontwikkelingsruimte Landbouw en Toerisme). In de aldus aangeduide gebieden staat het provinciaal beleid voor bestaande glastuinbouwbedrijven ontwikkelingsmogelijkheden toe tot 5 hectare. In beperkte mate biedt het provinciaal beleid in die gebieden plaats voor nieuwe vestigingen. Omdat de in het POL aangewezen projectvestigingsgebieden - waar ruimere vestigingsmogelijkheden worden geboden - hun opvangfunctie voor glastuinbouw nog niet kunnen vervullen, heeft verweerder een Richtsnoer gedateerd 28 september 2004 opgesteld waarin hij zich bereid heeft verklaard op basis van een nadere motivering bedrijfsontwikkelingen toe te staan die de in het POL opgenomen maatvoering overstijgen. Het betreffende glastuinbouwbedrijf mag echter op grond van dat beleid niet meer dan 100 % in oppervlakte toenemen voor zover het gaat om bedrijven die kleiner zijn dan 5 hectare. Nieuwvestiging is op grond van het Richtsnoer mogelijk in concentratiegebieden, met uitzondering van nieuwvestiging groter dan 5 hectare.
2.7. De Voorzitter heeft ernstige twijfel of het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid. Weliswaar stellen de wijzigingsregels, met gebruikmaking waarvan dit plan is vastgesteld, geen maximum aan de oppervlakte voor de vestiging van een glastuinbouwbedrijf, maar nu het gaat om een bevoegdheid tot wijziging en geen plicht dient verweerder naast een beoordeling of aan de wijzigingsregels is voldaan, ook te toetsen of overigens is voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Een toetsing aan geldend streekplanbeleid dient daaronder mede te worden begrepen. Verweerder heeft die toetsing achterwege gelaten.
2.8. Nu te verwachten is dat de Afdeling de goedkeuring van het wijzigingsplan om deze reden niet in stand zal laten, acht de Voorzitter reeds hierom voldoende spoedeisend belang aanwezig voor het treffen van de navolgende voorlopige voorziening.
2.9. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 24 mei 2005, kenmerk RO 2005/23431;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het college van gedeputeerde staten van Limburg aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Limburg aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Nolles
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2005
461-291.