
Jurisprudentie
AU4579
Datum uitspraak2005-10-13
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506558/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506558/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 16 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim (hierna: het college) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen van de walbeschoeiïng op het perceel, kadastraal bekend AKM02, sectie B, nummer 3392, plaatstelijk bekend Bokkumerwâl 4 te Nes (hierna: het perceel).
Uitspraak
200506558/2.
Datum uitspraak: 13 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/1072 van de rechtbank Leeuwarden van 16 juni 2005 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim (hierna: het college) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen van de walbeschoeiïng op het perceel, kadastraal bekend AKM02, sectie B, nummer 3392, plaatstelijk bekend Bokkumerwâl 4 te Nes (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 augustus 2004 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 juni 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 27 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 augustus 2005. Bij eerstgenoemde brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 september 2005, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door C. de Visser-de Vries en R.S. Anema Meulenaar, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [partij], bijgestaan door mr. W. Visser, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers hebben om schorsing van de verleende bouwvergunning verzocht. Zij betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college onvoldoende gewicht heeft toegekend aan hun belangen, waaronder het belang bij behoud van uitzicht.
2.2.1. Ingevolge het als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan "Akkrum-Oost" is aan het perceel de bestemming "Plantsoen, groenstrook en wegberm" toegekend. Vanwege het in artikel 15, eerste lid, van de voorschriften van dat plan opgenomen bouwverbod, kan de voor het aanbrengen van de walbeschoeiïng benodigde bouwvergunning slechts worden verleend onder vrijstelling van het bestemmingsplan.
2.2.2. Naar het oordeel van de Voorzitter kan bij de in het kader van de verlening van vrijstelling te verrichten beoordeling niet voorbij worden gegaan aan het gebruik van het perceel waartoe het bouwwerk is voorzien, namelijk het gebruik als ligplaats voor een boot.
Het college heeft zich in de beslissing op bezwaar op het standpunt gesteld dat slechts het aanbrengen van de walbeschoeiïng op zichzelf aan de orde is en dat het uitgraven van de insteekhaven ten behoeve waarvan de beschoeiïng wordt aangebracht en de gevolgen daarvan voor verzoekers buiten de onderhavige besluitvorming valt.
In aanmerking genomen dat de ligplaats is voorzien op een perceelsgedeelte dat aan het perceel van verzoekers grenst, betwijfelt de Voorzitter of het college alle relevante omstandigheden in zijn oordeel heeft betrokken. Daarbij acht de Voorzitter van belang dat, teneinde het gebruik als ligplaats mogelijk te maken, een gedeelte van het perceel dient te worden afgegraven en daarmee onderdeel wordt van het water "de Nesser Zijlroede". Mede in aanmerking genomen dat voor water een zelfstandige bestemming in het uitbreidingsplan is opgenomen, valt, anders dan het college ter zitting heeft betoogd, niet in te zien dat gebruik als water moet worden begrepen onder de bestemming "Plantsoen, groenstrook en wegberm".
2.3. Gelet op het vorenstaande en op de betrokken belangen, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorlopige voorziening.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim van 16 augustus 2004, kenmerk 04/186-BOB-000038 en
16 december 2003, kenmerk 03-B-060;
II. gelast dat de gemeente Boarnsterhim aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 207,00 (zegge: tweehonderdzeven euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van den Ende
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2005
275.