
Jurisprudentie
AU4584
Datum uitspraak2005-10-19
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502586/1 en 200502592/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502586/1 en 200502592/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluiten van 12 januari 2004 heeft verweerder nadere eisen gesteld met betrekking tot de horeca-inrichtingen café zaal "Hertog Jan van Brabant" op het perceel Marktplein 13-15 te Lith en café "Moira" op het perceel Marktplein 11 te Lith.
Uitspraak
200502586/1 en 200502592/1.
Datum uitspraak: 19 oktober 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in de gedingen tussen:
[appellanten], wonend te Lith,
en
het college van burgemeester en wethouders van Lith,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 12 januari 2004 heeft verweerder nadere eisen gesteld met betrekking tot de horeca-inrichtingen café zaal "Hertog Jan van Brabant" op het perceel Marktplein 13-15 te Lith en café "Moira" op het perceel Marktplein 11 te Lith.
Bij uitspraken van 13 oktober 2004, in de respectievelijke zaken 200401699/1 en 200401703/1, heeft de Afdeling deze besluiten vernietigd en verweerder opgedragen binnen 13 weken na de verzending van de uitspraken met inachtneming daarvan nieuwe besluiten te nemen en deze op de voorgeschreven wijze bekend te maken.
Bij besluiten van 10 februari 2005, verzonden 16 februari 2005, heeft verweerder lasten onder dwangsom opgelegd met betrekking tot café zaal "Hertog Jan van Brabant" en café "Moira".
Bij brief van 22 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2005, hebben appellanten beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van nieuwe besluiten met betrekking tot café zaal "Hertog Jan van Brabant" (200502586/1) en café "Moira" (200502592/1).
Bij brief van 28 juni 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door ir. S. van der Wee en mr. R.C.M. van Meer-Dijksman, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Appellanten zijn met bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Voorts is daar als partij gehoord de inrichting café zaal "Hertog Jan van Brabant", vertegenwoordigd door mr. A. Groenewoud, advocaat te Den Haag.
2. Overwegingen
2.1. Appellanten betogen dat verweerder met de besluiten van 10 februari 2005 niet heeft voldaan aan de opdracht die de Afdeling in haar uitspraken van 13 oktober 2004 heeft gegeven, omdat bij deze besluiten lasten onder dwangsom zijn opgelegd. Volgens hen wordt uitsluitend aan deze uitspraken voldaan indien opnieuw nadere eisen worden gesteld. Nu dit niet is gebeurd, stellen appellanten dat sprake is van het niet tijdig nemen van nieuwe besluiten.
2.2. Anders dan appellanten betogen heeft verweerder met het nemen van de besluiten van 10 februari 2005 inhoudelijk voldaan aan de in de voornoemde uitspraken van 13 oktober 2004 door de Afdeling gegeven opdrachten om nieuwe besluiten te nemen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de besluiten van 12 januari 2004 ambtshalve zijn genomen zodat geen specifieke aanvraag van appellanten tot het stellen van nadere eisen voorlag. Met de besluiten van 10 februari 2005 heeft verweerder opnieuw een beslissing genomen omtrent de door de genoemde horeca-inrichtingen veroorzaakte overtredingen. Uit de overwegingen van de uitspraken van 13 oktober 2004 kan niet worden afgeleid dat voor de thans genomen besluiten geen plaats is.
Voorts moet worden vastgesteld dat de besluiten van 10 februari 2005 reeds waren bekendgemaakt ten tijde van het instellen van de beroepen. Ten tijde van dat instellen was derhalve geen sprake meer van met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van nieuwe besluiten waartegen beroep kon worden ingesteld.
2.3. De Afdeling is onbevoegd van de beroepen kennis te nemen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van de beroepen kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Leeuwen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2005.
373.