
Jurisprudentie
AU4605
Datum uitspraak2005-10-19
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200500850/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200500850/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 15 november 2001 heeft de gemeenteraad van Graft-De Rijp (hierna: de gemeenteraad) aan [aanvrager A], [aanvrager B] en [aanvrager C] medewerking verleend aan de splitsing van de stolpboerderij op het perceel kadastraal bekend gemeente Graft-De Rijp, sectie […] nummer […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) in drie woningen (een bedrijfswoning en twee burgerwoningen), verklaard dat voor het perceel een voorbereidingsbesluit wordt genomen, aangekondigd bij het ontbreken van bedenkingen tegen het voornemen om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de vrijstellingsprocedure voort te zetten, de verklaring van geen bezwaar bij de provincie aan te vragen en bij ontvangst daarvan de vrijstelling te verlenen.
Uitspraak
200500850/1.
Datum uitspraak: 19 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Graft-De Rijp,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. WRO 03/50 van de rechtbank Alkmaar van 7 december 2004 in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boko Stables Holland B.V., gevestigd te Zaanstad,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beheersmaatschappij Une de Mai B.V., gevestigd te Zaanstad,
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2001 heeft de gemeenteraad van Graft-De Rijp (hierna: de gemeenteraad) aan [aanvrager A], [aanvrager B] en [aanvrager C] medewerking verleend aan de splitsing van de stolpboerderij op het perceel kadastraal bekend gemeente Graft-De Rijp, sectie […] nummer […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) in drie woningen (een bedrijfswoning en twee burgerwoningen), verklaard dat voor het perceel een voorbereidingsbesluit wordt genomen, aangekondigd bij het ontbreken van bedenkingen tegen het voornemen om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de vrijstellingsprocedure voort te zetten, de verklaring van geen bezwaar bij de provincie aan te vragen en bij ontvangst daarvan de vrijstelling te verlenen.
Bij besluit van 9 juli 2002 heeft appellant (hierna: het college) aan [aanvrager A], [aanvrager B] en [aanvrager C] bouwvergunning verleend voor het splitsen van de stolpboerderij.
Bij besluit van 7 november 2002 heeft de gemeenteraad de tegen het besluit van 15 november 2001 door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boko Stables Holland B.V. (hierna: Boko Stables), de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beheersmaatschappij Une de Mai B.V., (hierna: Une de Mai), [appellant sub 3] en [appellant sub 4] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij besluit van 13 november 2002 heeft het college het tegen het besluit van 9 juli 2002 door Boko Stables, Une de Mai, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 december 2004, verzonden op 21 december 2004, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) de tegen het besluit van 13 november 2002 door Boko Stables, Une de Mai, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] ingestelde beroepen gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd, het bezwaar, voorzover ingediend door [appellant sub 3] en [appellant sub 4] alsnog niet-ontvankelijk verklaard, bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit en bepaald dat het college voor het overige een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 25 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 23 februari 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 25 maart 2005 hebben [aanvrager A], [aanvrager B] en [aanvrager C] die in de gelegenheid zijn gesteld als partij aan het geding deel te nemen een reactie ingediend.
Bij brief van 30 maart 2005 hebben Boko Stables, Une de Mai, Caton en Bootsman van antwoord gediend.
Bij brief van 15 april 2005 heeft het college een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 september 2005, waar het college, vertegenwoordigd door G.F. Du Pont, wethouder, en M.C. Deinum, ambtenaar van de gemeente, en Boko Stables, Une de Mai, [appellant sub 3] en [appellant sub 4], vertegenwoordigd door mr. B. Parmentier, advocaat te Haarlem, zijn verschenen. Voorts zijn daar [aanvrager A] en [aanvrager B] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. W.J.J. Trooster, advocaat te Vlaardingen, die tevens optrad namens [aanvrager C].
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet wordt de verlening van een vrijstelling voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht geacht deel uit te maken van de beschikking, waarop zij betrekking heeft.
Ingevolge art 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient degene, aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit, bezwaar te maken.
2.1.1. Uit deze bepalingen volgt dat Boko Stables, Une de Mai, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaarschrift konden indienen bij de gemeenteraad. In het kader van de bezwaren tegen het besluit tot verlening van de bouwvergunning diende het college te heroverwegen of het gebruik kon blijven maken van de door de gemeenteraad verleende vrijstelling.
Het college komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank, dat, nu het college heeft nagelaten ingevolge artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet te beslissen op de bezwaren tegen de door de gemeenteraad verleende vrijstelling, het besluit van 13 november 2002 voor vernietiging in aanmerking komt. In dat besluit heeft het college immers de inhoudelijke overwegingen van de gemeenteraad inzake de bezwaren tegen de vrijstelling voor zijn rekening genomen.
2.2. Het verzoek van [aanvrager A], [aanvrager B] en [aanvrager C] voorziet in de splitsing van een als bedrijfswoning bij een paardenhouderij dienst doende stolpboerderij in twee burgerwoningen en een bedrijfswoning.
2.3. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" rust op het perceel de bestemming "Agrarische nevenbedrijven".
Het bouwplan is, voorzover het betrekking heeft op de realisering van burgerwoningen, met die bestemming in strijd. Teneinde voor het plan bouwvergunning te kunnen verlenen heeft de gemeenteraad, met gebruikmaking van een door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: gedeputeerde staten) afgegeven verklaring van geen bezwaar, vrijstelling verleend.
2.4. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de vestiging van een burgerwoning in strijd is met het provinciale beleid.
2.4.1. Blijkens paragraaf 3.3.18 van de Leidraad Provinciaal Omgevingsbeleid (hierna: de Leidraad) is het provinciale beleid ten aanzien van wonen in het algemeen gericht op het tegengaan van vestiging in het buitengebied. In het geval van bedrijfsbeëindiging zijn er wel mogelijkheden voor hergebruik van agrarische bedrijfsbebouwing als woning (eventueel met woningsplitsing) of niet-agrarische bedrijvigheid. Zowel het hergebruik als de sanering van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van wonen of ander niet-agrarisch gebruik worden in de Leidraad beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke en functionele kwaliteit van het gebied. Daarbij spelen factoren als verkeer, ontsluiting op de weg (geen tweede linten) natuur-, landschaps- en milieueffecten (aanwezigheid van agrarische bedrijven) een rol, maar ook het mogelijke behoud van karakteristieke panden en waardevolle beplantingen, aldus de Leidraad.
In dit geval rust op het perceel geen agrarische bestemming doch de bestemming "Agrarische nevenbedrijven". Voorts is in dit geval geen sprake van een algehele bedrijfsbeëindiging als bedoeld in de Leidraad, nu een deel van het pand in gebruik blijft als bedrijfswoning. Het provinciale beleid zoals dat gold ten tijde van de beslissing op bezwaar voorziet derhalve niet rechtstreeks in een situatie als de onderhavige. Uit de Leidraad valt niet af te leiden dat in deze situatie hergebruik van een deel van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning niet is toegestaan, temeer daar het beleid blijkens de aanhef van paragraaf 3.3.18 in algemene zin is geformuleerd.
Gedeputeerde staten hebben in dit geval met verwijzing naar wat zij mede met het provinciale beleid beogen, te weten het behoud van karakteristieke panden, voor het bouwplan een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld is gelet op het vorenstaande van strijdigheid met het provinciale beleid geen sprake en kon het college in redelijkheid van de door gedeputeerde staten afgegeven verklaring van geen bezwaar gebruik maken.
Het betoog slaagt derhalve.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak dient, voorzover aangevallen, te worden vernietigd. Het bij de rechtbank ingestelde beroep dient in zoverre alsnog ongegrond te worden verklaard.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 7 december 2004, WRO 03/50, voorzover daarbij het beroep van Boko Stables Holland B.V. en Beheersmaatschappij Une de Mai B.V. gegrond is verklaard, de beslissing op bezwaar in zoverre is vernietigd, daarbij is bepaald dat het college in zoverre een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van die uitspraak, en het college is veroordeeld in de proceskosten;
III. verklaart het beroep bij de rechtbank, voorzover ingesteld door Boko Stables Holland B.V. en Beheersmaatschappij Une de Mai B.V., ongegrond;
IV. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Boermans
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2005
429.