Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4612

Datum uitspraak2005-10-19
Datum gepubliceerd2005-10-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200410629/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 29 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Het Bildt (hierna: het college), voorzover thans van belang, de maximumsnelheid van 50 km/h opgeheven voor het gedeelte tussen het punt 275 meter oostelijk van de Langhuisterweg en de Armendijk te Het Bildt en de maximumsnelheid van 30 km/h en 60 km/h gezôneerd ingesteld, dan wel beëindigd bij de komgrenzen van Nij Altoenae aan de Oudebildtdijk en Schuringaweg en bij de komgrenzen van buurtschap Westhoek aan de Westhoeksterweg, Sybrenspad, en Oudebildtdijk.


Uitspraak

200410629/1. Datum uitspraak: 19 oktober 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Het Bildt, tegen de uitspraak in zaak no. 04/109 BESLU van de rechtbank Leeuwarden van 23 november 2004 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Het Bildt. 1.    Procesverloop Bij besluit van 29 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Het Bildt (hierna: het college), voorzover thans van belang, de maximumsnelheid van 50 km/h opgeheven voor het gedeelte tussen het punt 275 meter oostelijk van de Langhuisterweg en de Armendijk te Het Bildt en de maximumsnelheid van 30 km/h en 60 km/h gezôneerd ingesteld, dan wel beëindigd bij de komgrenzen van Nij Altoenae aan de Oudebildtdijk en Schuringaweg en bij de komgrenzen van buurtschap Westhoek aan de Westhoeksterweg, Sybrenspad, en Oudebildtdijk. Bij besluit van 17 december 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 november 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 27 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 27 januari 2005 heeft het college van antwoord gediend. Op 28 juni 2005 zijn nadere stukken ingekomen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2005, waar appellant in persoon, en het college, vertegenwoordigd door J.E. Linting, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Met het verkeersbesluit wordt het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan geïmplementeerd, met welk plan uitvoering wordt gegeven aan het startprogramma "Duurzaam Veilig", een programma waaraan Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen zich door middel van een convenant hebben gebonden (hierna: het startprogramma). Het verkeersbesluit strekt, in overeenstemming met voornoemd startprogramma, tot invoering van een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur binnen de bebouwde kom en 60 kilometer per uur buiten de bebouwde kom. Voorheen gold op de Oudebildtdijk tussen Westhoek en Vrouwenparochie, een weg van ongeveer twaalf kilometer lang, een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur over een lengte van ongeveer acht kilometer, en voor het overige een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur. Appellant kan zich er niet mee verenigen dat als gevolg van het verkeersbesluit voor een weggedeelte met een lengte van ongeveer vijf kilometer een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur gaat gelden, waar voordien een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold. 2.2.    Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat in de toelichting bij het startprogramma is aangegeven dat ook in verkeersluwe gebieden buiten de bebouwde kom verlaging van de snelheid gewenst is. De verhoging van de maximumsnelheid is daarmee strijdig, aldus appellant. Hij stelt zich op het standpunt dat een groot deel van de Oudebildtdijk behoort tot de bebouwde kom, zodat de maximumsnelheid in verband met de veiligheid en het wegbeeld ter plaatse niet verhoogd maar verlaagd moet worden. Appellant betoogt voorts dat de rechtbank de aanvullende maatregelen als drempels en dergelijke ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten. Het college stelt immers dat juist deze maatregelen voor een verlaging van de snelheid zouden moeten zorgen, zodat aan het feit dat deze maatregelen niet gerealiseerd worden, niet voorbijgegaan kan worden. 2.2.1.    De Afdeling overweegt als volgt. Het college heeft in de beslissing op bezwaar aangevoerd dat invoering van de snelheid van 30 kilometer per uur voor het hele gedeelte waarop appellant doelt, niet wenselijk werd geacht. Dat heeft te maken met de specifieke situatie op de Oudebildtdijk, die over een zeer lange afstand enerzijds een verblijfsgebied is en anderzijds een doorstroomfunctie heeft.    In het startprogramma wordt invoering van een algemene snelheidslimiet van 30 kilometer per uur voor de bebouwde kom weliswaar zeer wenselijk geacht, maar is een tijdstip voor invoering nog niet vastgesteld, in verband met eventuele consequenties betreffende de doorstroming van het verkeer, het draagvlak, de kosten en de uit te voeren infrastructurele aanpassingen. In het startprogramma wordt voorts gesteld dat slechts tot invoering van een algemene limiet van 30 kilometer per uur kan worden besloten indien geen extra verkeershandhavingsmaatregelen noodzakelijk zijn.    Het college heeft erop gewezen dat invoering van een limiet van 30 kilometer per uur op de gehele Oudebildtdijk te belemmerend werd geacht voor de busdienst die ten tijde hier in geding over dit traject liep, en te bezwarend voor agrariërs met het oog op landbouwvrachtverkeer. Het college heeft voorts aangevoerd dat voor de daadwerkelijke handhaving van een lagere maximumsnelheid dan 60 kilometer per uur een fors pakket verkeershandhavingsmaatregelen (bijvoorbeeld plateaus, drempels of wegversmallingen) vereist zou zijn, hetgeen eveneens de eerder genoemde weggebruikers te veel zou hinderen. 2.2.2.    Tegen deze achtergrond bezien en in aanmerking genomen de ruime beoordelingsvrijheid die het college in dezen toekomt, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het college bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het onderhavige besluit heeft kunnen komen. Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de wijzigingen over het geheel gezien niet als snelheidsverhogend behoren te worden gezien. Daaraan kan de omstandigheid dat het college tot nu toe in gebreke is gebleven bij het realiseren van feitelijke maatregelen die tot verlaging van de structureel te hoge rijsnelheden moeten leiden niet afdoen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dergelijke uitvoeringsmaatregelen in dit geding niet ter beoordeling staan. 2.3.    Hetgeen appellant heeft aangevoerd ten aanzien van de stijging van het aantal ongevallen vanaf 2003 heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gegeven om tot een ander dan het uitgesproken oordeel te komen. Het college heeft zich, gezien de omstandigheid dat een aantal van die recentere ongevallen zich heeft afgespeeld op het deel van de Oudebildtdijk waar een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan die gegevens niet de consequenties kunnen worden verbonden die appellant daaraan verbonden wil zien. 2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink    w.g. Haverkamp Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2005 306-440.