Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4628

Datum uitspraak2005-08-03
Datum gepubliceerd2005-10-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers118290
Statusgepubliceerd


Indicatie

De slotsom is dat aangenomen moet owrden dat de lopende verjaringstermijn niet is gestuit en dat deze is voltooid op 31 december 1998. Dat betekent dat de vordering van eiseres tot nakoming is verjaard, zodat zij niet-ontvankelijk is in haar vordering, die daarom moet worden afgewezen.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 118290 / HA ZA 04-1772 Datum vonnis: 3 augustus 2005 Vonnis in de zaak van de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE ARNHEM, gevestigd te Arnhem, eiseres, procureur mr. J.C.N.B. Kaal, advocaat mr. M. van Dongen, beiden te Arnhem, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LOKOGRO MIDDELHARNIS B.V., gevestigd te De Glind, gemeente Barneveld, gedaagde, procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem, advocaat mr. P. Buikes te Apeldoorn. Het verloop van de procedure Dit verloop blijkt uit: -de dagvaarding, - de conclusie van antwoord, - het proces-verbaal van de comparitie van partijen en de ter gelegenheid daarvan door de Gemeente bij brief van 28 januari 2005 in het geding gebrachte producties, - de akte van depot van het origineel van de hierna onder 1.6 en 1.7 bedoelde stukken, - de conclusie van repliek, - de conclusie van dupliek. Ten slotte is vonnis bepaald. De feiten 1.1. Lokogro houdt zich bezig met de aan- en verkoop van onroerende zaken en het beheer daarvan. Volgens gegevens van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Dordrecht was [betrokkene] -als opvolger van de heer [betrokkene]- vanaf 1 december 1988 enig directeur van Lokogro, waarna [betrokkene] hem vanaf 10 oktober 1989 tot 27 juni 1995 als (enig) directeur is opgevolgd. De heer [adres] is vervolgens de enig directeur van Lokogro geweest. Sinds 1 oktober 1997 is de heer [betrokkene] - opnieuw - de alleen/ zelfstandig bevoegde directeur van Lokogro. 1.2. Lokogro en [betrok[betrokkene] hadden ieder in eigendom de onverdeelde helft van de beneden- en bovenwoning met ondergrond, erf en tuin, gelegen aan de [adres] 1.3. Op de onverdeelde helft van Lokogro van het pand [adres] rustte een eerste hypotheek voor een bedrag van ƒ 30.000,-- , welke hypotheek op 5 mei 1987 door de toenmalige (enig) directeur van Lokogro, [betrokkene], ten gunste van [betrokkene] was gevestigd. 1.4. Op 27 september 1989 is het pand van [betrokkene] en Lokogro door de Gemeentelijke Taxatiecommissie getaxeerd op ƒ 45.000,-. In een hernieuwde taxatie van 27 april 1993 is de woning gewaardeerd op ƒ 40.000,-. 1.5. Bij de stukken bevindt zich een ondertekend (handgeschreven) stuk gedateerd 16 augustus 1993 met de volgende inhoud: “ Lokogro Middelharnis B.V. gevestigd te Middelharnis kantoorhoudende te Barneveld Esweg 30 ten deze vertegenwoordigd door haar enig directeur [betrokkene] te Barneveld machtigt bij deze [betrokkene] om voor en namens o.g. te verkopen aan de gemeente Arnhem het onverdeelde deel woonhuis v[adres] zulks voor een koopsom groot ƒ25000 met de gebruikelijke bepalingen en bedingen aldus opgemaakt en getekend te [woonplaats] 1.6. Met betrekking tot de onverdeelde helft van Lokogro bevindt zich bij de stukken - en is het origineel ter griffie gedeponeerd - een voor akkoord ondertekend ‘voorstel tot aankoop van een onroerende zaak door de gemeente Arnhem’ gedateerd 16 augustus 1993 met, voor zover relevant, de volgende inhoud: “Naam: Lokogro Middelharnis B.V. Esweg 30 3771 PK BARNEVELD ten deze vertegenwoordigd door: de heer [betrokkene] handelende in zijn hoedanigheid van: gevolmachtigde (op basis van schriftelijke volmacht d.d. 16 augustus 1993, afgegeven door de enig direkteur, de heer [betrokkene]) Hierna te noemen: “verkoper” Omschrijving onroerend goed: De onverdeelde helft van het beneden- en bovenhuis met ondergrond, tuin en erf, plaatselijk bekend [adres] (....) Totale Koopsom: ƒ 25.000,- (...) Eén en ander geschiedt onder voorwaarde dat het kollege van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem tot aankoop van gemelde onroerende zaak zal besluiten en voorts onder de navolgende bepalingen en bedingen. Artikel 1 De koopsom zal worden voldaan bij het passeren van de akte van transport, te verlijden voor een door burgemeester en wethouders aan te wijzen notaris. Aktepassering dient uiterlijk op 1 november 1993 hebben plaatsgevonden. (...) voor akkoord Arnhem d.d. 16/8 1993“ 1.7. Op 14 september 1993 heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem besloten dat geen bezwaar bestond tegen het aankopen van het onverdeelde aandeel van Lokogro in het pand onder de bepalingen en bedingen zoals zijn vastgelegd in het aankoopvoorstel van 16 augustus 1993. 1.8. Op 28 september 1993 heeft [betrokkene] zijn onverdeelde helft aan de Gemeente verkocht voor ƒ 30.000,- en op 30 december 1993 aan de Gemeente geleverd. Levering van de onverdeelde helft van Lokogro heeft niet plaatsgevonden. 1.9. Bij de stukken bevindt zich een - aangetekende - brief van 11 april 1996 van de Gemeente aan Lokogro, t.a.v. [betrokkene], met onder meer de volgende inhoud: “ (...) Tot op heden heeft notarieel transport niet plaatsgevonden als gevolg van omstandigheden die de gemeente niet zijn toe te rekenen. Destijds - begin 1994 - heeft u richting de notaris opgemerkt dat de vertraging in aktepassering het gevolg was c.q. is van het feit dat de hypotheeknemer, de heer [betrokkene], zijn toegezegde medewerking aan het royement nog niet is nagekomen. De gemeente wil deze lang-lopende zaak tot een afronding brengen. Om inzicht te krijgen in de huidige stand van zaken ontvangen wij graag van u de bewijsstukken inzake uw hypothecaire schuld. Daarnaast verzoeken wij u om gegevens waaruit blijkt dat u bevoegd bent om Lokogro Middelharnis BV te vertegenwoordigen. (...) Ik nodig u uit voor een gesprek op donderdag 25 april 1996 om 11.00 uur met mevrouw [betrokkene] op mijn kantoor om een en ander te bespreken. (...)” 1.10. Op 24 oktober 1996 heeft de Gemeente aan [betrokkene], inmiddels woonachtig in [woonplaats], de volgende brief gezonden: “Hierbij bevestig ik, dat u in het gesprek dd. 9 oktober 1996, gevoerd met mevrouw [betrokkene] van de afd. Uitgifte, verwerving en taxatie, heeft aangegeven mee te willen werken aan een spoedige afwikkeling van de eigendomsoverdracht van het pand aan de Van Hasselstraat 17/18 naar de gemeente. Zoals u heeft aangegeven in het gesprek is, ter bewerkstelliging van de eigendomsoverdracht, medewerking van de heer [betrokkene] nodig, wiens hypotheekrecht rust op genoemd pand. In 1993 heeft aktepassering geen doorgang gevonden als gevolg van het uitblijven van de benodigde medewerking van de heer [betrokkene]. Graag beschik ik over (schriftelijke) gegevens inzake de hoogte van uw schuld jegens uw hypotheekverstrekker, de heer [betrokkene]. (...)”. 1.11. Bij - aangetekende - brief van 12 december 1996 van de Gemeente aan Lokogro, gezonden naar het adres van [betrokkene] te [woonplaats], wordt Lokogro opnieuw gesommeerd tot nakoming van de tussen de partijen gesloten overeenkomst en aansprakelijk wordt gesteld voor geleden schade. 1.12. Bij - aangetekende - brief van 27 januari 2000 van de Gemeente aan de directeur van Lokogro, V[betrokkene], wordt Lokogro opnieuw gesommeerd tot nakoming van de op 1 oktober 1993 met de Gemeente gesloten overeenkomst. 1.13. In de periode tussen eind 2002 en augustus 2004 is er tussen de partijen veelvuldig gecorrespondeerd en hebben besprekingen plaatsgevonden over deze kwestie, echter zonder resultaat. 1.14. Burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem hebben op 31 augustus 2004 het besluit genomen in de onderhavige zaak te gaan procederen. Het geschil 2. De Gemeente vordert - samengevat weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Lokogro zal veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de uitvoering van de koopovereenkomst zoals tussen de partijen op 14 september 1993 tot stand is gekomen, althans Lokogro zal veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de levering aan de Gemeente van de onverdeelde helft van het pand, gelegen te [adres], en daartoe alle benodigde (rechts)handelingen zal verrichten, waaronder, maar niet uitsluitend, het ten kantore en ten overstaan van notaris mr. [betrokkene] te Arnhem, op een door deze te bepalen tijdstip binnen tien dagen na betekening van dit vonnis, tekenen van de notariële akte van eigendomsoverdracht (concept betekend als productie 19) en voorts medewerking zal verlenen aan royement van de hypothecaire inschrijving betreffende voormelde onroerende zaak nadat de Gemeente aan de hypotheekhouder ten aanzien van genoemde onroerende zaak de restant-hypotheekschuld heeft voldaan, en daarbij te bepalen dat, indien Lokogro aan vorenstaande niet mocht voldoen binnen genoemde termijn, dit vonnis op de voet van art. 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van voornoemde akte van eigendomsoverdracht. Daarnaast vordert de Gemeente Lokogro te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 4.712,33 wegens buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 september 2004 tot aan de dag der algehele voldoening. 3. De Gemeente heeft daaraan tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten ten grondslag gelegd dat [betrokkene], als gevolmachtigde van Lokogro, op 16 augustus 1993 het aanbod heeft gedaan de onroerende zaak aan de Gemeente te verkopen, welk aanbod door de Gemeente op 14 september 1993 is aanvaard, zodat toen de koopovereenkomst tot stand is gekomen De Gemeente wenst Lokogro aan die overeenkomst te houden. 4. Lokogro heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De beoordeling van het geschil 5. Lokogro heeft opgeworpen dat tussen de partijen geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat [betrokkene] tot het aangaan daarvan niet bevoegd was. Voor het geval toch een koopovereenkomst tot stand is gekomen heeft Lokogro aangevoerd dat de vordering van de Gemeente tot nakoming daarvan is verjaard. Er is aanleiding het beroep op verjaring als eerste te beoordelen. 6. Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst waarom het hier gaat verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de vordering opeisbaar is geworden (art. 3:307 BW). Er veronderstellenderwijs van uitgaande dat [betrokkene] bevoegd was namens Lokogro de overeenkomst aan te gaan, moet als onweersproken worden aangenomen dat in overleg tussen de Gemeente en Lokogro de datum van het transport (nader) is bepaald op 30 december 1993. Dat betekent dat de verjaringstermijn van art. 3:307 lid 1 BW toen is gaan lopen en is voltooid op 31 december 1998, tenzij de lopende verjaringstermijn voordien door de Gemeente rechtsgeldig is gestuit. 7. Op grond van art. 3:317 lid 1 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. De Gemeente heeft aangevoerd dat zij de verjaring heeft gestuit door verzending van brieven aan Lokogro en [betrokkene] op 11 april 1996 (aangetekend), 24 oktober 1996, 12 december 1996 (aangetekend) en 27 januari 2000 (aangetekend). Lokogro heeft niet betwist dat zij de brief van 27 januari 2000 heeft ontvangen, maar wel dat zij en [betrokkene] de overige door de Gemeente genoemde brieven hebben ontvangen. Zij heeft daarvoor (onder verwijzing naar HR 16 oktober 1998, NJ 1998,897) aangevoerd dat de adressering niet juist was en bovendien dat de aangetekende brieven niet (tijdig) aan de geadresseerden zijn aangeboden. Tegenover dat gemotiveerde verweer heeft de Gemeente herhaald haar eerdere stelling dat de brieven op de genoemde data zijn verzonden en dat “de verzending van deze brieven voldoet (...) aan de vereisten van artikel 3:317 BW, zodat de verjaring door verzending van deze brieven is gestuit”. 8. Vaste rechtspraak is dat de afzender van een aangetekende brief, wanneer de geadresseerde stelt dat de brief hem niet (tijdig) heeft bereikt, dient te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de brief aangetekend en naar het juiste adres heeft verzonden en bovendien aannemelijk dient te maken dat de brief (tijdig) aan de geadresseerde is aangeboden op een wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven (laatstelijk HR 4 juni 2004, NJ 2004, 411). In dat licht bezien heeft de Gemeente, op wie de bewijslast rust, na de gemotiveerde betwisting door Lokogro dat de brieven haar hadden bereikt, niet mogen volstaan met de enkele mededeling dat zij die brieven wel had verzonden. Dat klemt te meer omdat bij gelegenheid van de comparitie van partijen G.T. Colenbrander, beleidsmedewerker vastgoed van de Gemeente, heeft verklaard dat van de aangetekend verzonden brieven geen ontvangstbevestigingen meer zijn te vinden. Alleen met betrekking tot de brief van 11 april 1996 heeft de Gemeente nader aangevoerd dat deze [betrokkene] moet hebben bereikt omdat naar aanleiding van die brief op 9 oktober 1996 een bespreking heeft plaatsgevonden tussen [betrokkene] en [betrokkene] namens de Gemeente. Als dat al zo zou zijn, Lokogro heeft het betwist, dan moet worden geoordeeld dat de verjaring daardoor niet is gestuit reeds omdat, gelet op de inhoud van die brief (geciteerd onder 1.9.) niet kan worden gezegd dat het hier gaat om een schriftelijke aanmaning of mededeling waarin de Gemeente zich ondubbelzinnig haar recht op nakoming voorbehoudt. Voor het overige heeft de Gemeente geen feiten of omstandigheden aangevoerd (en evenmin te bewijzen aangeboden) die, indien bewezen, tot het oordeel zouden kunnen leiden dat de brieven de geadresseerden hebben bereikt. Als onvoldoende weersproken moet daarom worden aangenomen dat dat niet het geval is. Voor een bewijsopdracht is daarom geen plaats. 9. De Gemeente heeft ook nog aangevoerd dat Lokogro, dat wil zeggen haar gevolmachtigde, [betrokkene], bij gelegenheid van de eerder genoemde bespreking op 9 oktober 1996 heeft uitgesproken nog steeds te willen meewerken aan de overdracht van het pand aan de Gemeente, zoals dat blijkt uit een daarvan opgemaakt gespreksverslag, dat zich bij de stukken bevindt. Dat heeft volgens de Gemeente te gelden als een erkenning in de zin van art. 3:318 BW, waardoor de verjaring is gestuit. Ook in die stelling kan de rechtbank de Gemeente niet volgen. Als die bespreking al zou hebben plaatsgevonden en het daarvan door [betrokkene] (eenzijdig) opgestelde gespreksverslag juist zou zijn - Lokogro heeft het betwist - dan kan niet worden aangenomen dat [betrokkene] de vordering van de Gemeente toen heeft erkend. De inhoud van dat verslag biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. De Gemeente heeft hetgeen toen met [betrokkene] is besproken kennelijk ook niet opgevat als een erkenning in bovenbedoelde zin, aangezien aan het eind van het gespreksverslag is vermeld: “Als binnen afzienbare termijn geen regeling mogelijk is, sommeren van [betrokkene] tot nakoming. Mag dat nog?”. 10. De slotsom is dat aangenomen moet worden dat de lopende verjaringstermijn niet is gestuit en dat deze is voltooid op 31 december 1998. De omstandigheid dat Lokogro heeft erkend dat zij de aangetekende brief van de Gemeente van 27 januari 2000 wel heeft ontvangen is dus niet relevant. Dat betekent dat de vordering van de Gemeente tot nakoming is verjaard, zodat zij niet-ontvankelijk is in haar vordering, die daarom moet worden afgewezen. 11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de Gemeente worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De beslissing De rechtbank wijst de vordering van de Gemeente af, veroordeelt de Gemeente in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Lokogro bepaald op € 288,-- wegens vast recht en op € 1.356,-- voor salaris van de procureur. Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2005. de griffier de rechter coll.: ED