
Jurisprudentie
AU4674
Datum uitspraak2005-10-17
Datum gepubliceerd2005-10-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/36561
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/36561
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewaring / schadevergoeding / niet-ontvankelijk.
Namens de vreemdeling is, na opheffing van de bewaring door verweerder, beroep ingesteld, gericht tegen het voortduren van de bewaring. Daarbij is verzocht om toekenning van schadevergoeding. De rechtbank verklaart zich, onder verwijzing naar de Afdelingsuitspraak 200408801/1 van 10 januari 2005, onbevoegd om van het verzoek om toekenning van schadevergoeding, als bedoeld in artikel 106 Vw 2000, kennis te nemen. Het beroep wordt onder de gegeven omstandigheden niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Zitting houdende te Zutphen
Registratienummer: AWB 05/36561 VRONTN
Datum uitspraak: 17 oktober 2005
UITSPRAAK
op het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A
geboren op [...] 1981,
van Turkse nationaliteit,
V-nummer 2701502320,
eiser,
gemachtigde: mr. C.J.M. Dreessen, advocaat te Maastricht,
tegen
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
verweerder,
gemachtigde: A. van de Burgt, werkzaam bij de IND.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2005 is eiser in vreemdelingenbewaring gesteld.
Eiser heeft op 12 augustus 2005 beroep als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) ingesteld.
Bij brief van 22 augustus 2005 heeft verweerder meegedeeld dat de bewaring op 4 juli 2005 is opgeheven.
Het beroep is behandeld ter zitting van 24 augustus 2005. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank stelt vast dat de aan eiser opgelegde maatregel van inbewaringstelling reeds was opgeheven ten tijde van het ingestelde beroep tegen het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
2.2 Nadat eisers gemachtigde kennis heeft genomen van de opheffing van de bewaring op 4 juli 2005 heeft deze, onder handhaving van het beroep, verzocht om toekenning van schadevergoeding.
2.3 Voor zover dit verzoek om toekenning van schadevergoeding dient te worden opgevat als een verzoek om toekenning van schadevergoeding, als bedoeld in artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000, overweegt de rechtbank als volgt.
2.4 Ingevolge artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij opheffing van de maatregel beveelt, dan wel de bewaring reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreemdeling een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2.5 De rechtbank acht zich onbevoegd om van het verzoek om toekenning van schadevergoeding kennis te nemen. De rechtbank overweegt daartoe dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000, nu de opheffing van de maatregel van inbewaringstelling niet door de rechtbank is bevolen en evenmin hangende het beroep als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000 is opgeheven. Voorts is evenmin gebleken van een beroep tegen een besluit in het kader waarvan de rechtbank kennis kan nemen van een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van 10 januari 2005 (zaak nr. 200408801/1) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.6 De stelling van eisers gemachtigde dat verweerder haar ten onrechte niet eerder heeft ingelicht omtrent de opheffing van eisers bewaring kan - hoe juist die opmerking mag zijn - aan hetgeen hiervoor is overwogen niet afdoen nu daaruit niet voortvloeit dat de rechtbank bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
2.7 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep niet-ontvankelijk verklaard te worden. De rechtbank dient zich onbevoegd te verklaren kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding.
2.8 De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- verklaart zich onbevoegd van het verzoek om toekenning van schadevergoeding kennis te nemen.
Aldus gegeven door mr. R.G.J. Welbergen en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2005 in tegenwoordigheid van mr. R.M. Teekens als griffier.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.