Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4713

Datum uitspraak2005-10-05
Datum gepubliceerd2005-10-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/2925 WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WW-uitkering. Grondslag van het bestreden besluit wordt niet langer gehandhaafd. Gelet hierop kan het bestreden besluit - en in het verlengde daarvan de aangevallen uitspraak - om die reden niet in stand blijven.


Uitspraak

04/2925 WW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens appellante heeft mr. M.J. Klinkert, advocaat te Utrecht, op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank 's-Gravenhage op 13 april 2004, onder nummer AWB 03/4609 WW, tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Bij brieven van 10 februari 2005 en 5 augustus 2005 heeft appellante nadere stukken ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 24 augustus 2005, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. M. Hoekman, opvolgend gemachtigde van appellante, en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. II. MOTIVERING Appellante heeft op 24 maart 2003 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet aangevraagd, welke haar bij besluit van 16 mei 2003 is geweigerd. Na bezwaar hiertegen is die weigering bij besluit van 18 september 2003, het bestreden besluit, gehandhaafd. Ter zitting van de Raad is namens gedaagde meegedeeld dat de grondslag van het bestreden besluit niet langer wordt gehandhaafd. Gelet hierop kan het bestreden besluit - en in het verlengde daarvan de aangevallen uitspraak - om die reden niet in stand blijven. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellante in beide instanties. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg, op € 644,-- voor rechtsbijstand in hoger beroep en op € 19,96 aan reiskosten in hoger beroep, totaal derhalve € 1.307,96. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; Bepaalt dat gedaagde opnieuw beslist op het bezwaar van appellante; Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.307,96, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde recht van in totaal € 133,-- (€ 31,-- + € 102,--) vergoedt. Aldus gewezen door mr. C.P.J. Goorden als voorzitter en mr. H.G. Rottier en mr. B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2005. (get.) C.P.J. Goorden. (get.) L. Karssenberg. HD 14.09