Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU4990

Datum uitspraak2005-10-26
Datum gepubliceerd2005-10-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200503110/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 juli 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken (hierna: het college) aan het Regioteam Keverclub Nederland te Eygelshoven een ontheffing als bedoeld in artikel 4.1.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Onderbanken (hierna: de APV) verleend ten behoeve van het houden van een evenement (Kevertreffen) en het gebruik van een geluidsinstallatie voor het ten gehore brengen van muziek (met een DJ) en het verstrekken van omroepberichten op het terrein nabij het punt, waarbij de Merkelbeekerbeek in de Rode beek uitmondt, kadastraal bekend gemeente Schinveld, sectie C, nummer 696.


Uitspraak

200503110/1. Datum uitspraak: 26 oktober 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant] wonend te [woonplaats], gemeente Onderbanken, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1733 VEROR HEM van de rechtbank Maastricht van 2 maart 2005 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken. 1.    Procesverloop Bij besluit van 6 juli 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken (hierna: het college) aan het Regioteam Keverclub Nederland te Eygelshoven een ontheffing als bedoeld in artikel 4.1.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Onderbanken (hierna: de APV) verleend ten behoeve van het houden van een evenement (Kevertreffen) en het gebruik van een geluidsinstallatie voor het ten gehore brengen van muziek (met een DJ) en het verstrekken van omroepberichten op het terrein nabij het punt, waarbij de Merkelbeekerbeek in de Rode beek uitmondt, kadastraal bekend gemeente Schinveld, sectie C, nummer 696. Bij besluit van 31 augustus 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 2 maart 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 30 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 19 mei 2005 heeft het college van antwoord gediend. Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het Regioteam Keverclub Nederland in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 september 2005, waar appellant in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Pieters-Janssen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 4.1.7, eerste lid, van de APV is het verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt.    Ingevolge artikel 4.1.7, tweede lid, van de APV kunnen burgemeester en wethouders van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen. 2.2.    Het terrein van het Burgemeester Adamssportpark te Schinveld, waar het Kevertreffen heeft plaatsgevonden, is in de Nota Evenementenbeleid van de gemeente Onderbanken (hierna: Nota Evenementenbeleid), waaraan het verzoek om ontheffing is getoetst, aangewezen als één van de locaties waar de jaarlijks terugkerende buitenevenementen worden gehouden. 2.3.    Appellant betoogt dat zijn belangrijkste bezwaar tegen de verleende ontheffing is dat de reeds aanwezige geluidhinder in de nabije omgeving van het evenemententerrein waar het Kevertreffen plaatsvond niet is betrokken in de besluitvorming. De overlast van AWACS-vliegtuigen en het in de omgeving van zijn woning gelegen voetbalveld, het partycentrum "De Schinvelderhoeve" en het evenemententerrein in het Burgemeester Adamssportpark te Schinveld levert volgens appellant een cumulatie van geluidhinder op. Hij voert aan dat de rechtbank onvoldoende in haar beoordeling heeft betrokken dat een gedegen belangenafweging dient plaats te vinden alvorens het college tot het verlenen van een ontheffing kan overgaan. Daarbij dienen alle factoren die het milieu beïnvloeden, waaronder in het bijzonder de geluidsoverlast, te worden meegewogen, aldus appellant. Appellant stelt dat noch in de ontheffing noch in de Nota Evenementenbeleid een relatie is gelegd met andere geluidsoverlast veroorzakende factoren. De rechtbank heeft volgens appellant miskend dat dit een cumulatie van geluidhinder tot gevolg heeft. 2.4.    Bij de beslissing op bezwaar heeft het college ten aanzien van het lawaai door AWACS-vliegtuigen overwogen dat dit als een gegeven moet worden beschouwd. Ten aanzien van de drie in de omgeving van de woning van appellant gelegen inrichtingen, de voetbalclub, de tennisclub en de Schinvelderhoeve heeft het college overwogen dat deze inrichtingen op grond van de APV ieder twaalf keer per jaar een kennisgeving voor een incidentele festiviteit kunnen indienen, waarop het college geen rechtstreekse invloed kan uitoefenen. Voorts is in het evenementenbeleid voor het Burgemeester Adamssportpark voorzien in een jaarlijkse ontheffing voor twee grote en vier kleine evenementen. Volgens het college kan er wel sprake zijn van enige cumulatie van geluidhinder, maar is de geluidsproductie van het Kevertreffen, die op zichzelf bezien ruimschoots voldoet aan de normstelling van 70 dB(A) op de gevels van de in de omgeving van het evenement gelegen woningen, niet van dusdanige aard dat de gevraagde ontheffing zou moeten worden geweigerd. 2.5.    De rechtbank heeft overwogen dat appellant de cumulatie van geluidhinder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Voorts is de rechtbank van oordeel dat die andere geluidhinder niet een omstandigheid van dien aard is dat het college daarin aanleiding had behoren te vinden om juist in het specifieke geval van het Kevertreffen ten behoeve van appellant een uitzondering te maken op het door de rechtbank op zichzelf niet onredelijk geachte beleid. 2.6.    Ter zitting is de Afdeling gebleken dat bij het vaststellen van de Nota Evenementenbeleid geen rekening is gehouden met het aspect van de cumulatie van geluidhinder. Bij het nemen van de besluiten van 6 juli 2004 en 31 augustus 2004 heeft het college evenmin rekening gehouden met de cumulatie van geluidhinder in de directe omgeving van het evenemententerrein veroorzaakt door AWACS-vliegtuigen, het voetbalveld en het partycentrum "De Schinvelderhoeve". Het college heeft deze andere geluidsbronnen bij het verlenen van de onderhavige ontheffing als een in het kader van de onderhavige besluitvorming niet relevant gegeven beschouwd. De omstandigheid dat appellant reeds overlast ondervindt van andere in de omgeving van zijn woning aanwezige geluidsbronnen, had het college behoren te betrekken bij de besluitvorming als een relevant belang. De stukken en de daar op gegeven toelichting bieden geen grond voor de stelling van het college dat de geluidsoverlast die appellant reeds ondervindt als verwaarloosbaar buiten beschouwing kan blijven. Nu het college bij het bestreden besluit met dit belang geen rekening heeft gehouden, moet worden geconcludeerd dat de belangen van appellant, die op betrekkelijk korte afstand van het evenemententerrein woont, niet in voldoende mate bij de besluitvorming zijn betrokken. Gelet hierop ligt aan de beslissing op bezwaar een onvoldoende motivering ten grondslag, hetgeen tot vernietiging van die beslissing diende te leiden. De rechtbank heeft dit miskend. 2.7.    Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep gegrond is en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen en het inleidende beroep van appellant alsnog gegrond verklaren en het besluit van 31 augustus 2004 vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het college dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. 2.8.    Het op artikel 8:73 van de Awb gebaseerde verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen, reeds omdat nadere besluitvorming is vereist en op de uitkomst daarvan niet kan worden vooruitgelopen. 2.9.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 2 maart 2005, AWB 04/1733 VEROR HEM; III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken van 31 augustus 2004; V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 83,37 (zegge: drieentachtig euro en zevenendertig cent); het dient door de gemeente Onderbanken aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI.    gelast dat de gemeente Onderbanken aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 343,00 (zegge: driehonderddrieënveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Slump    w.g. De Leeuw-van Zanten Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2005 97-440.