Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5077

Datum uitspraak2005-10-10
Datum gepubliceerd2005-10-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers05/1519
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtstreeks beroep. Terugverwijzing naar bestuursorgaan met toepassing van art. 8:54a Algemene wet bestuursrecht (Awb). Initiatief voor rechtstreeks beroep genomen door gemeente in plaats van door de indiener van het bezwaarschrift. Strijd met art. 7:1a en het stelsel van de Awb.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht Uitspraak ex artikel 8:54a van de Algemene wet bestuursrecht Reg.nr.: 05/1519 Inzake het geding tussen de stichting “Stichting Bibliotheken Zuidoost Fryslân”, gevestigd te Wolvega, eiseres, gemachtigde: L. Postma, directeur/bestuurder, en het college van burgemeester en wethouders van Opsterland, verweerder. Procesverloop Op 5 juli 2005 heeft verweerder aan eiseres een brief verzonden, waarin mededeling is gedaan van een besluit tot vaststelling van subsidie over het jaar 2004. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 16 augustus 2005 bezwaar gemaakt. Op 2 september 2005 heeft verweerder het bezwaarschrift met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar de rechtbank, nadat eiseres had ingestemd met zijn voorstel daartoe. Na bestudering van de stukken en na ontvangst van het verschuldigde griffierecht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en bepaalt dat onmiddellijk uitspraak zal worden gedaan met toepassing van artikel 8:54a van de Awb. Motivering Ingevolge artikel 7:1a van de Awb, voor zover hier van belang, kan de indiener van een bezwaarschrift, in het bezwaarschrift, het bestuursorgaan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter, zulks in afwijking van artikel 7:1, en kan het bestuursorgaan instemmen met het verzoek indien de zaak daarvoor geschikt is. Ingevolge artikel 8:54a van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het bestuursorgaan kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij de rechtbank. In dat geval strekt de uitspraak ertoe dat het bestuursorgaan het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt. Artikel 7:10 is van overeenkomstige toepassing. Het bezwaarschrift van eiseres tegen het (primaire) besluit van verweerder van 5 juli 2005 bevat geen verzoek als bedoeld in artikel 7:1a van de Awb. Verweerder heeft eiseres bij brief van 19 augustus 2005 voorgesteld om haar bezwaarschrift niet zelf af te doen, maar door te zenden naar de rechtbank, omdat naar zijn oordeel de bezwaarprocedure in dit geval geen toegevoegde waarde heeft. In reactie hierop heeft eiseres bij brief van 29 augustus 2005 aan verweerder meegedeeld dat zij akkoord gaat met dit voorstel. Naar het oordeel van de rechtbank verdraagt de handelwijze van verweerder, waarbij deze het initiatief heeft genomen tot het overslaan van de bezwaarprocedure, zich niet met het stelsel van de Awb. De hoofdregel is dat de bezwaarschriftprocedure moet worden gevolgd alvorens in beroep kan worden gegaan bij de rechter. Uitgangspunt is dat een volledige beleidsmatige en juridische heroverweging van het geschil tussen de burger en overheid een wezenlijke bijdrage levert aan de beslechting van dat geschil. Uit het stelsel van de wet vloeit voort dat de burger die wil afwijken van dit normale patroon daartoe het initiatief moet nemen, hetgeen impliceert dat hij op de hoogte is van de verschillende voor hem open staande wegen en hun gevolgen. “Juist omdat het instellen van rechtstreeks beroep slechts in een zeer beperkt aantal gevallen voordelen zou kunnen opleveren, moet degene die er niet van overtuigd is dat die zich in zijn geval voordoen, ervan afzien de eerste fase van rechtsbescherming prijs te geven”, aldus de Memorie van antwoord aan de Eerste Kamer (Kamerstuk 2003-2004, 27563, nr. B). Uit de wetsgeschiedenis blijkt verder dat er bewust van is afgezien om te regelen dat een bestuursorgaan verplicht is om bij elk besluit melding te maken van de mogelijkheid dat in het bezwaarschrift om rechtstreeks beroep kan worden verzocht, omdat een dergelijke vermelding ten onrechte de indruk zou kunnen wekken dat het bestuursorgaan van mening is dat de bezwaarschriftprocedure wat hem betreft zinloos is, terwijl daarvan in werkelijkheid in het geheel geen sprake hoeft te zijn. Een en ander laat volgens de regering onverlet dat het bestuursorgaan - indien het dat passend acht - belanghebbenden kan wijzen op de mogelijkheid van rechtstreeks beroep. Hierbij is als voorbeeld genoemd dat met het besluit een algemene folder over bezwaar en beroep, waarin mede aandacht wordt besteed aan deze mogelijkheid, kan worden meegezonden. Het doen van een concreet voorstel om over te gaan tot rechtstreeks beroep - onder de toevoeging dat de bezwaarprocedure in het betreffende geval geen toegevoegde waarde heeft - zoals verweerder in dit geval heeft gedaan, brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat onvoldoende verzekerd is dat eiseres zich ervan bewust was dat de rechterlijke toetsing wezenlijk anders is dan een bestuurlijke heroverweging en de bezwaarfase bewust heeft willen prijsgeven. Verweerder mocht het bezwaarschrift tegen zijn besluit van 5 juli 2005 dan ook niet doorzenden naar de rechtbank, maar diende het als bezwaarschrift in behandeling te nemen. Aangezien verweerder het bezwaarschrift ten onrechte heeft doorgezonden, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb bepalen dat de gemeente Opsterland het betaalde griffierecht van € 276,- aan eiseres vergoedt. Er zijn geen termen om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb een partij te veroordelen in de proceskosten. Beslissing De rechtbank: - bepaalt dat verweerder het beroepschrift als bezwaarschrift in behandeling neemt; - bepaalt dat de gemeente Opsterland aan eiseres het betaalde griffierecht van € 276,- vergoedt. Aldus gegeven door mr. E. de Witt, rechter, en door hem uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2005 in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier. w.g. P.R.M. Poiesz w.g. E. de Witt Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend. Afschrift verzonden op: 10 oktober 2005