Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5079

Datum uitspraak2005-09-30
Datum gepubliceerd2005-10-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers05/1021
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nu in bezwaar niet adequaat is gereageerd op stelling dat OZB-belastingplicht geheel is vervallen omdat de woning in een bebouwingsvrije zone is gesitueerd, wordt de uitspraak op bezwaar vernietigd. Volgt gedektverklaring nu en ander niet valt onder de vrijstellingsbepalingen.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Registratienummer: OZB 05/1021-NIFT Uitspraakdatum: 30 september 2005 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen [Belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser, en de directeur Gemeentebelastingen Rotterdam, verweerder, gemachtigde mr. S. van der Vlegel. 1. Ontstaan en loop van het geding Bij beschikking gedagtekend 15 november 2004 heeft verweerder aan eiser ter zake van de onroerende zaak [perceel] twee op een biljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen opgelegd (aanslagnummer 1375912). Eiser heeft hiertegen op 19 november 2004 een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 11 maart 2005 de aanslagen gehandhaafd. Eiser heeft op 4 maart 2005 tegen deze uitspraak beroep ingesteld. Verweerder heeft bij brief van 11 mei 2005 een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2005. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. 2. Beoordeling Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslagen onroerende-zaakbelastingen gehandhaafd omdat de grondslag van de heffing reeds bij WOZ-beschikking met kennisgevingsnummer 980746296 is vastgesteld. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 22 oktober 2003 is de waarde op de WOZ-beschikking gehandhaafd. Eiser heeft in bezwaar en in beroep aangevoerd dat de onroerende zaak is gelegen binnen de zogenoemde rode zone van 25 meter. In 2003 zijn door Provinciale Staten bebouwingsvrije zones langs de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas vastgesteld om risico's te beperken. Omdat eiser op een onveilige locatie woont, hetgeen door de Provincie niet meer wordt toegestaan, is hij van mening dat hij geen onroerende-zaakbelasting verschuldigd is. Hij heeft in dit kader erop gewezen dat de omstandigheid dat hij woonachtig is in een bebouwingsvrije zone consequenties kan hebben bij eventuele calamiteiten en bij eventuele verkoop De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft eisers grieven aldus geïnterpreteerd dat hij niet de belastingplicht als eigenaar en/of gebruiker bestrijdt, doch stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld. Voorts heeft verweerder er in het verweerschrift op gewezen dat het "wonen op een onveilige locatie", zijnde een negatieve omgevingsfactor, van belang kan zijn voor de waarde, maar niet voor de belastingplicht. Slechts in de gevallen zoals geregeld bij wet of verordening kan of moet worden afgezien van het heffen van onroerende-zaakbelasting. Deze heffingsvrijstellingen zijn limitatief beperkt en deze doen zich hier niet voor. De rechtbank stelt vast dat het gerechtshof te 's-Gravenhage op 2 augustus 2005 uitspraak heeft gedaan ten aanzien van de aanslagen onroerende-zaakbelastingen voor de belastingjaren 2001, 2002 en 2003 en eisers beroep ongegrond heeft verklaard onder de overweging dat eisers grieven niet kunnen leiden tot het achterwege laten of vermindering van onroerende-zaakbelastingen, aangezien daarvoor uitsluitend bepalend is het bezit en/of gebruik van een onroerende zaak op 1 januari van enig jaar. Voor zover eiser met zijn grieven heeft bedoeld te stellen dat de waarde van zijn woning neerwaarts moet worden bijgesteld heeft het gerechtshof overwogen dat bezwaren tegen de voor de woning vastgestelde waarde slechts aan de orde komen in een bezwaar- dan wel beroepsprocedure tegen de voor de woning afgegeven WOZ-beschikking en niet in een procedure tegen aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen. De rechtbank overweegt dat eiser zich in deze procedure niet op het standpunt heeft gesteld dat de waarde de hoog is vastgesteld maar dat de belastingplicht geheel dan wel gedeeltelijk dient te vervallen vanwege het feit dat hij woonachtig is in een bebouwingsvrije zone. Verweerder heeft dan ook niet adequaat gereageerd op hetgeen eiser heeft aangevoerd in bezwaar, waardoor de uitspraak op bezwaar in strijd met de artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is genomen. Het beroep dient om deze reden dan ook gegrond te worden verklaard. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar ingevolge artikel 8:72, derde lid van de Awb in stand te laten en overweegt daartoe het volgende. Met verweerder stelt de rechtbank vast dat het wonen in een bebouwingsvrije zone als hier in geding niet onder de limitatieve vrijstellingsbepalingen inzake de onroerende-zaakbelasting ingevolge artikel 220d van de Gemeentewet en artikel 4 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2004 valt. Verweerder heeft daarom terecht eiser niet in aanmerking doen komen voor gedeeltelijke vermindering dan wel het doen vervallen van de aanslag. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 322,00 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Van overige kosten waarop een veroordeling in de proceskosten betrekking kan hebben, is de rechtbank niet gebleken. 3. Beslissing De rechtbank, recht doende: verklaart het beroep gegrond; vernietigt de uitspraak op bezwaar; bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak in stand blijven, gelast dat de gemeente Rotterdam het door eiser betaalde griffierecht van € 37,00 vergoedt. veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 322,00 en wijst de gemeente Rotterdam aan als de rechtspersoon die deze kosten aan eiser moet vergoeden. Deze uitspraak is vastgesteld door L.A.C. van Nifterick. De beslissing is op 30 september 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. H.T. van de Erve als griffier. De griffier De rechter Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.