Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5092

Datum uitspraak2005-09-29
Datum gepubliceerd2005-10-27
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200500617
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een verzoek tot gerechtelijke vaststelling (art. 1:207 BW) van het vaderschap van een uit een affectieve relatie geboren kind kan ook in de situatie waarin nog de mogelijkheid bestaat tot erkenning (art. 1:203 BW) van datzelfde kind door de vader/verwekker worden toegewezen.


Uitspraak

29 september 2005 Rekestenkamer Rekestnummer R200500617 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking In de zaak in hoger beroep van: [Appellante sub 1] en [Appellant sub 2], beiden wonende te [woonplaats], appellanten, verzoekers, procureur mr, I,K, Kolev, 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de op verzoek van verzoekster [appellante sub 1] gegeven beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 april 2005, waarvan de inhoud bij partijen bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 10 juni 2005, hebben voornoemde verzoekers verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog vast te stellen het vaderschap van verzoeker [appellant sub 2] van de minderjarige [naam minderjarige dochter]. 2.2. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift; - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van deze zaak bij voornoemde rechtbank van 5 april 2005; - de brief van mr. L.H.J.M. Cilissen, die tot bijzonder curator over de minderjarige [naam minderjarige dochter] is benoemd, van 30 juni 2005, alsmede zijn brief van 5 juli 2005. 2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juli 2005. Bij die gelegenheid zijn verzoekers en hun raadsman gehoord, alsmede mr. Werger als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Eindhoven (de raad). Eerder genoemde bijzonder curator is met kennisgeving d.d. 5 juli 2005 niet verschenen. 2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de brief met bijlagen van de procureur van verzoekers van 26 augustus 2005. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst hiervoor naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. In eerste aanleg heeft verzoekster [appellante sub 1] voornoemde rechtbank verzocht vast te stellen dat [appellant sub 2] de vader is van haar op [geboortedatum] geboren kind [naam minderjarige dochter]. Daartoe heeft verzoekster gesteld dat zij sedert januari 2004 onafgebroken met [appellante sub 2] heeft samengewoond als waren zij gehuwd en dat [naam minderjarige dochter]uit die relatie is geboren. [appellant sub 2] is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verzoekster wenst dat het vaderschap van voornoemde [appellant sub 2] over [naam minderjarige dochter] gerechtelijk komt vast te staan. 4.2. Bij beschikking van 19 april 2005 heeft de rechtbank het verzoek tot vaststelling van het vaderschap afgewezen en voor recht verklaard dat er tussen de man en de vrouw een band bestaat die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen. Tegen die beslissing zijn appellanten opgekomen. 4.3. De bijzonder curator heeft, de belangen van [naam minderjarige dochter] vooropstellend, in zijn brief van 30 juni 2005 - zakelijk weergegeven - het hoger beroep ondersteund en voorgesteld dat het vaderschap over [naam minderjarige dochter] zo nodig dient te worden vastgesteld aan de hand van een deskundigenonderzoek. 4.4. De vertegenwoordiger van de raad heeft ter zitting - zakelijk weergegeven - medegedeeld, dat het in het belang van [naam minderjarige dochter] is dat komt vast te staan wie haar vader is en dat daarmede tevens komt vast te staan welke nationaliteit het kind heeft. Een DNA-onderzoek is daartoe een belangrijk instrument. 4.5. In hoger beroep komen appellanten terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het verzoek tot gerechtelijke vaststelling niet toewijsbaar is omdat ook nog open staat de mogelijkheid van erkenning als bedoeld in artikel 1:203 B.W. Immers de mogelijkheid van erkenning door de man laat onverlet het recht van de moeder om krachtens artikel 1:207 het vaderschap van de man door de rechter vast te laten stellen. Dit kan ook indien sprake is van een man die nog gehuwd is met een andere vrouw. In dat geval moet dan wel vast komen te staan dat de man de verwekker is van het kind. 4.6. Appellanten hebben verklaard bereid te zijn om aan een DNA-onderzoek mee te werken en dat zij zelf zullen zorgdragen dat door Sanquin Diagnostiek te Amsterdam een deskundigenrapport wordt opgemaakt betreffende het vaderschap van [appellant sub 2] van [naam minderjarige dochter]. 4.7. Het hof heeft ter zitting appellanten vervolgens in de gelegenheid gesteld om een door voornoemd instituut uit te brengen rapport in het geding te brengen. 4.8. Bij brief van 26 augustus 2005 heeft de procureur van appellanten het op 24 augustus 2005 door Sanquin Diagnostiek uitgebrachte rapport in het geding gebracht. De conclusie van dat rapport is, dat de kans dat [appellant sub 2] de werkelijke vader van [naam minderjarige dochter] is groter is dan 99,9999 % en dat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de vader is van [naam minderjarige dochter]. 4.9. Nu aan alle voorwaarden van artikel 1:207 B.W. is voldaan zal het hof de bestreden beslissing vernietigen en alsnog toewijzen het verzoek van de moeder tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [appellant sub 2] van [naam minderjarige dochter]. 5. De beslissing Het hof: vernietigt de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 april 2005; en opnieuw rechtdoende: wijst alsnog toe het verzoek van appellante [appellante sub 1]; stelt het vaderschap vast van de heer [appellant sub 2], geboren op [geboortedatum], over de minderjarige [naam minderjarige dochter], geboren op [geboortedatum]. Deze beschikking is gegeven door mrs. Koens, Draijer-Udo en Walstock, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 29 september 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.