
Jurisprudentie
AU5093
Datum uitspraak2005-10-05
Datum gepubliceerd2005-10-27
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200500113
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-27
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200500113
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uit het huwelijk van partijen zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren. Partijen zijn inmiddels gescheiden en de kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw. Bij beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank het verzoek van de man om de hem opgelegde kinderalimentatie wegens wijziging van omstandigheden op nihil te stellen, afgewezen.
In hoger beroep stelt de man onder meer dat de rechtbank ten onrechte de wijziging van omstandigheden, zijnde zijn faillissement, dat later is omgezet in een schuldsaneringsregeling, niet in haar oordeel heeft meegenomen. Hij voert aan dat ingevolge het saneringsplan alle inkomsten boven het vrij te laten te laten bedrag aan de boedel toekomen en dat het vrij te laten bedrag neerkomt op de bijstandsnorm, zodat geen draagkracht voor het betalen van kinderalimentatie resteert. De vrouw heeft het voorgaande betwist.
Het hof is van oordeel dat het verzoek van de man tot nihilstelling in ieder geval dient te worden toegewezen voor de periode waarin de man in staat van faillissement verkeerde. De faillietverklaring heeft immers tot gevolg gehad dat de man en zijn echtgenote tot de opheffing van het faillissement al hun inkomen boven het niveau van 90 % van de op hen toepasselijke WWB-norm hebben moeten afdragen ten behoeve van de schuldeisers, zodat de man gedurende zijn faillietverklaring geen draagkracht had tot het betalen van kinderalimentatie. De beslissing van het hof ten aanzien van de door de man te betalen kinderalimentatie met ingang van de datum van toepassing van de schuldsaneringsregeling is niet anders. Uitgangspunt moet zijn dat, indien een alimentatieplichtige definitief is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, een verzoek tot nihilstelling van de alimentatie voor de duur van de schuldsaneringsregeling wordt toegewezen. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad komt naar voren dat bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat een uitzondering op dit uitgangspunt wordt gemaakt. Het hof is echter van oordeel dat in casu geen sprake is van zodanige omstandigheden. Het netto inkomen dat de bewindvoerder bij de laatste berekening van het vrij te laten bedrag in aanmerking heeft genomen, is inderdaad lager dan het netto inkomen dat het hof op grond van de salarisspecificaties van februari tot en met april 2005 heeft berekend. Echter de bewindvoerder ziet geen aanleiding om het huidige vrij te laten bedrag van de man te verhogen, terwijl hij via de postblokkades alle salaris- specificaties ontvangt. Bovendien heeft de bewindvoerder zowel het vrij te laten bedrag als de boedelbijdrage hoger vastgesteld dan in september 2004. Daar komt nog bij dat niet gebleken is dat de man naast zijn inkomsten uit arbeid bij zijn werkgever andere inkomsten genereert of kan genereren. Evenmin is gebleken dat de man zonder voldoende noodzaak toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft verzocht. Tenslotte neemt het hof in aanmerking dat de man en zijn echtgenote volgens de bewindvoerder zich correct houden aan de verplichtingen verbonden aan de schuldsaneringsregeling. Het hof acht het ook in het belang van de kinderen dat de man in staat wordt gesteld om via de schuldsaneringsregeling schoon schip te maken. Immers na ommekomst van drie jaar zal de man weer beschikken over zijn volledige inkomen waaruit hij weer alimentatie kan betalen. Daarnaast zal de vrouw zeer waarschijnlijk via de schuldsaneringsregeling een deel van de achterstand van de alimentatiebetalingen ontvangen.
Volgt vernietiging van de bestreden beschikking en toewijzing van het verzoek van de man tot nihilstelling voor de duur van de schuldsaneringsregeling.
Uitspraak
5 oktober 2005
Rekestenkamer
Rekestnummer R200500113
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Eindbeschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[Naam appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
de man,
procureur mr. J.T. Masset,
t e g e n
[Naam geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
de vrouw,
procureur mr. F.A.J. van Rijthoven.
Als vervolg van de op 22 juni 2005 door het hof tussen partijen gegeven beschikking.
6. De tussenbeschikking van 22 juni 2005
Bij die beschikking heeft het hof de man verzocht stukken over te leggen omtrent - kort gezegd - het in het kader van de op de man en zijn echtgenote toepasselijke schuldsaneringsregeling vrij te laten bedrag en de door de man te betalen boedel- bijdrage. Het hof heeft voorts in afwachting van die stukken de beslissing ten aanzien van de door de man te betalen kinderalimentatie aangehouden.
7. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Het hof heeft in vervolg op de stukken, genoemd in de beschikking van 22 juni 2005, kennis genomen van de inhoud van:
- een brief met bijlagen van de procureur van de man van 18 juli 2005;
- een brief van de procureur van de vrouw van 3 augustus 2005;
- een brief van mr. M.F.J.M. van Rooy, bewindvoerder in de op de man en zijn echtgenote toepasselijke schuldsanerings- regeling, van 9 september 2005.
8. De verdere beoordeling
8.1. Uit de stukken die bij brief van de procureur van de man van 18 juli 2005 zijn overgelegd - te weten een brief van de bewindvoerder aan mr. Masset en een brief van de bewindvoerder aan de rechtbank 's-Hertogenbosch, beide van 15 juli 2005; de berekening van het vrij te inkomen van de man, gedateerd op 1 juli 2005, en het eerste voortgangsverslag van 15 april 2005 - komt het volgende naar voren. Op grond van een netto salaris aan de zijde van de man van E. 1.625,17 per maand inclusief vakantiegeld bedraagt het vrij te laten bedrag van de man per 1 januari 2005 E. 1.338,24 per maand en bedraagt de boedelbijdrage per diezelfde datum E. 217,76 per maand. Voornoemd netto salaris van de man is gebaseerd op de salarisspecificaties van de man van de maanden januari en februari 2005.
8.2. Bij brief van haar procureur van 3 augustus 2005 heeft de vrouw tegen de door de man overgelegde stukken ingebracht dat de berekening van de bewindvoerder van april 2005 dateert en niet meer recent is te noemen. Voorts heeft zij naar voren gebracht dat de bewindvoerder achter loopt met het verwerken van inkomensgegevens en heeft het hogere inkomen van 2004 niet geleid tot een aanpassing van de boedelbijdrage. Tenslotte brengt de vrouw naar voren dat de bewindvoerder ook thans uitgaat van een lager netto inkomen dan door het hof in de tussenbeschikking is vastgesteld en houdt de bewindvoerder geen rekening met de inkomsten van de echtgenote van de man.
8.3. Het hof overweegt als volgt.
8.3.1. Het hof is van oordeel dat het verzoek van de man tot nihilstelling van de kinderalimentatie in ieder geval dient te worden toegewezen voor de periode waarin de man in staat van faillissement verkeerde (1 oktober 2003 tot 9 april 2004).
De faillietverklaring heeft immers tot gevolg gehad dat de man en zijn echtgenote tot de opheffing van het faillissement al hun inkomen boven het niveau van 90 % van de op hen toepasselijke WWB-norm hebben moeten afdragen ten behoeve van de schuldeisers, zodat de man gedurende zijn faillietverklaring geen draagkracht had tot het betalen van een onderhouds- bijdrage voor [naam dochter] en [naam zoon]. Gedurende de periode van 1 oktober 2003 tot 9 april 2004 is derhalve sprake van wijziging van omstandigheden die meebrengen dat de beschikking van het hof van 19 november 2002 niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet.
8.3.2. De beslissing van het hof ten aanzien van de door de man te betalen onderhoudsbijdrage met ingang van 9 april 2004 (datum toepassing schuldsaneringsregeling) is niet anders. Blijkens het door de man overgelegde voortgangsverslag van de bewindvoerder van 15 april 2005 hebben de man en zijn echtgenote een totale schuldenlast van E. 77.359,55, waaronder een vordering van het L.B.I.O. wegens achterstallige kinderalimentatie van E. 11.046,27. De toepassing van de schuld- saneringsregeling betekent eveneens dat de man en zijn echtgenote in principe gedurende drie jaar met het vrij te laten inkomen op het niveau van 90 % van de voor hen geldende bijstandsnorm zullen zitten. De rest van hun inkomen wordt evenals bij faillietverklaring gereserveerd ten behoeve van de schuldeisers.
Uitgangspunt moet volgens het hof zijn dat, indien een alimentatieplichtige definitief is toegelaten tot de schuldsanerings- regeling, een verzoek tot nihilstelling van de alimentatie voor de duur van die schuldsaneringsregeling wordt toegewezen.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad komt naar voren dat bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat een uitzondering wordt gemaakt op voornoemd uitgangspunt.
Het hof is echter van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van zodanige omstandigheden. Het netto inkomen dat de bewindvoerder bij de laatste berekening van het vrij te laten bedrag in aanmerking heeft genomen (E. 1.625,17 per maand inclusief vakantiegeld), is inderdaad lager dan het netto inkomen dat het hof op grond van de salarisspecificaties van februari tot en met april 2005 heeft berekend (E. 1.756,10 per maand inclusief vakantiegeld). Echter de bewindvoerder ziet blijkens zijn brief van 9 september 2005 vooralsnog geen aanleiding om het huidige vrij te laten bedrag van de man te verhogen, terwijl hij via de postblokkade alle salarisspecificaties van de man ontvangt. Kennelijk wordt het vrij te laten bedrag eens per jaar vastgesteld en wordt dit in geval van (wisselend) overwerk niet steeds opnieuw berekend.
Bovendien heeft de bewindvoerder zowel het vrij te laten bedrag als de boedelbijdrage hoger vastgesteld dan in september 2004, aangezien de boedelbijdrage thans E. 217,76 per maand bedraagt, terwijl deze destijds E. 88,30 per maand bedroeg. Daar komt nog bij dat niet gebleken is dat de man naast zijn inkomen uit arbeid bij NSA andere inkomsten genereert of kan genereren. Evenmin is gebleken dat de man zonder voldoende noodzaak toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft verzocht. Tenslotte neemt het hof in aanmerking dat de man en zijn echtgenote blijkens de brief van de bewindvoerder van 9 september 2005 zich correct houden aan de verplichtingen verbonden aan de schuldsaneringsregeling.
Het hof zal aldus de door de man te betalen onderhoudsbijdrage tevens gedurende de looptijd van de schuldsanerings- regeling op nihil stellen, waarna de uitspraak van het hof van 19 november 2002 herleeft. Het hof acht het ook in het belang van de kinderen dat de man in de gelegenheid wordt gesteld om via de schuldsaneringsregeling schoon schip te maken. Immers na ommekomst van drie jaar zal de man weer zijn volledige inkomen tot zijn beschikking hebben waaruit hij weer alimentatie kan betalen. Daarnaast zal de vrouw naar alle waarschijnlijkheid via de schuldsanering een deel van de achterstand in de alimentatiebetalingen ontvangen.
8.4. De beschikking waarvan beroep dient dus te worden vernietigd.
8.5. De op beide instanties gevallen proceskosten worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
9. De beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 oktober 2004;
en opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van dit hof van 19 november 2002;
bepaalt dat de bij die beschikking aan de man opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen, [naam dochter] en [naam zoon], met ingang van 1 oktober 2003 wordt vastgesteld op nihil voor de duur van de schuldsaneringsregeling;
wijst af het anders of meer verzochte;
compenseert de op beide instanties gevallen proceskosten aldus dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Smeenk-Van der Weijden, Van Teeffelen en Schyns en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 5 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.