
Jurisprudentie
AU5109
Datum uitspraak2005-10-13
Datum gepubliceerd2005-11-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507313/3
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-11-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507313/3
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij brief van 2 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en de Voorzitter verzocht het college van burgemeester en wethouders van Brummen te veroordelen in de door hem opgekomen proceskosten.
Uitspraak
200507313/3.
Datum uitspraak: 13 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te woonplaats],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht).
1. Procesverloop
Bij brief van 19 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 juli 2005. Bij brief van 19 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 2 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en de Voorzitter verzocht het college van burgemeester en wethouders van Brummen te veroordelen in de door hem opgekomen proceskosten.
Bij brief van 20 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Brummen een verweerschrift ingediend.
2. Overwegingen
2.1. De Voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. Ingevolge artikel 8:84, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2.3. Bij de overeenkomstige toepassing van artikel 8:75a van de Awb in een voorlopige voorziening-procedure dient de vraag of sprake is van "geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen" in de eerste plaats te worden gerelateerd aan het specifieke doel van die procedure, te weten het voorkomen van onevenredig nadeel hangende de bezwaar- of (hoger)beroepsprocedure. Aldus wordt "geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen" in de zin van dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit voorlopig opschort, dan wel de gevraagde voorlopige maatregel verricht, waardoor onevenredig nadeel wordt voorkomen.
Verzoeker heeft zijn verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken omdat het college bij besluit van 1 september 2005 de begunstigingstermijn van het dwangsombesluit heeft verlengd tot 6 weken na uitspraak op het hoger beroep.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de Voorzitter sprake van "gedeeltelijk tegemoetkomen" in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
2.4. Het verzoek dient als kennelijk gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Brummen tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Brummen aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van den Ende
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2005
275.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,