
Jurisprudentie
AU5190
Datum uitspraak2005-09-27
Datum gepubliceerd2005-10-28
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0300887HE1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-10-28
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0300887HE1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vervolg op het door dit hof gewezen tussenarrest van 10 augustus 2004. Appellant heeft (onder meer) betaling gevorderd van het verschil tussen de koopprijs en de inruilprijs (2 jaar na aankoop) van een Mercedes CL500. Appellant heeft niet bewezen dat het verschil dient te worden aangemerkt als schade. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Uitspraak
typ. ML
rolnr. C0300887/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 27 september 2005,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap OOSTAPPEN GROEP B.V.,
gevestigd te Ommel, gemeente Asten,
appellante,
procureur: mr. J.L. Vissers,
tegen:
de besloten vennootschap HELMONDSE AUTOMOBIELCENTRALE B.V.,
gevestigd te Helmond,
geïntimeerde,
procureur: mr. D.D. Dielissen-Breukers,
als vervolg op het door dit hof gewezen tussenarrest van 10 augustus 2004 in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch onder nr. 91445/HA ZA 03-337 gewezen vonnissen van 2 april 2003 en 28 mei 2003.
6. Het tussenarrest van 10 augustus 2004
6.1.1. Bij genoemd tussenarrest heeft het hof aan Oostappen twee bewijsopdrachten verstrekt.
6.1.2. Ter voldoening hieraan heeft Oostappen op 7 oktober 2004 zes getuigen doen horen.
6.1.3. In contra-enquête heeft HAC op 8 maart 2005 een getuige doen horen.
6.1.4. De processen-verbaal van de verhoren bevinden zich bij de processtukken.
6.2. Oostappen heeft een memorie na enquête genomen en HAC een antwoord-memorie na enquête.
6.3. Partijen hebben vervolgens wederom de processtukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
7. De verdere beoordeling
7.1.1. Oostappen diende te bewijzen dat de door HAC aan haar in januari 2001 verkochte en geleverde Mercedes CL500 aan een gebrek leed, zodanig, dat deze auto daardoor niet beantwoordde aan de koopovereenkomst, en zij diende de door haar ter zake gevorderde schade te bewijzen.
7.1.2. De door Oostappen voorgebrachte getuigen, alsmede de door HAC voorgebrachte getuige hebben (hoofdzakelijk) verklaringen afgelegd die betrekking hebben op het eerste deel van het probandum. Deze verklaringen in onderling verband lezend, komt het hof tot het oordeel dat hiermee is komen vast te staan dat de auto bij het berijden last had van trillingen. De aard en de omvang van deze trillingen variëren echter naar gelang de perceptie van de verschillende getuigen tussen "lichte minimale vibratie bij een snelheid van 80-100 km op glad wegdek" (getuige [werknemer HAC]) tot "de hele auto trilde hinderlijk bij een snelheid van 90-120 km" ([getuige 1]). [getuige 2] ervoer het trillen zelfs de hele rit. In contra-enquête verklaarde [getuige 3] (technisch adviseur in dienst van DaimlerChrysler) dat de trilling zo ernstig was, dat er zijns inziens iets aan gedaan moest worden.
7.1.3. De verklaringen van de getuigen lopen echter sterk uiteen, wanneer het gaat om de vraag of de reparaties, die vervolgens door HAC zijn uitgevoerd, ook het gewenste effect hebben gehad. [getuige 3] heeft in contra-enquête verklaard dat zowel [werknemer HAC] als hij na de montage van nieuwe banden tevreden waren. [werknemer HAC] zelf verklaarde dat hij na de reparaties de achtergebleven trillingen "minimaal" achtte. [getuige 4] (de (hoofd)berijder van de auto) daarentegen heeft verklaard dat de auto bleef trillen. De andere getuigen hebben zich hierover niet uitgelaten. In aanmerking genomen dat [getuige 4] in deze een partijgetuige is, en zijn verklaring derhalve door andere bewijsmiddelen dient te worden aangevuld, is niet komen vast te staan dat na de reparaties meer dan minimale trillingen zijn blijven bestaan.
7.1.4. Het is sterk de vraag of (hooguit) minimale trillingen kunnen worden beschouwd als een gebrek dat zodanig is, dat de auto niet aan de koopovereenkomst voldeed.
7.2.1. Het hof kan de beantwoording van deze vraag echter in het midden laten, nu Oostappen op geen enkele wijze heeft voldaan aan de tweede bewijsopdracht.
7.2.2. In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat de stellingen van Oostappen er op neer komen dat zij vordert dat de wederzijdse prestaties van haar en HAC evenredig worden verminderd naar de hoedanigheid van de geleverde prestaties, en waarbij Oostappen het (in verband met de door haar gestelde ondeugdelijkheid van de prestatie van HAC) door haar teveel betaalde terugvordert als schadevergoeding. Het hof heeft Oostappen daarom opgedragen de door haar gevorderde schade nader te onderbouwen en inzichtelijk te maken.
7.2.3. [werknemer HAC] heeft hieromtrent verklaard dat hij niets kan zeggen van de inruilprijs van deze auto van E. 81.900,--, maar aldus [werknemer HAC]: " (..) ik weet wel dat dat de normale boekwaarde is voor deze auto van deze leeftijd, die eigenlijk al half afgeschreven is. Overigens is een auto meer waard bij de dealer dan bij een willekeurige handelaar."
(Partij)getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij de auto heeft ingeruild voor ongeveer E. 82.000,--: "(..) bij een handelaar, niet dealer, waar ik in mijn ogen de beste prijs kon terugkrijgen."
In de memorie na enquête heeft Oostappen aangaande dit deel van de bewijsopdracht volstaan met nogmaals te wijzen op de oorspronkelijke aankoopprijs van de auto in januari 2001 van E. 148.338,03 en de inruilprijs van E. 81.900,-- op 16 juni 2003. Zij heeft voorts wederom gesteld dat zij het verschil tussen beide bedragen als haar schade beschouwt wegens gemis aan genot.
7.2.4. Op deze wijze heeft Oostappen - gezien de gemotiveerde betwisting door HAC - op geen enkele wijze een nader inzicht of enige onderbouwing gegeven in c.q. van de door haar gevorderde schade. Integendeel, door de verklaring van de door Oostappen voorgebrachte getuige [werknemer HAC] wordt de aandacht juist nogmaals gevestigd op het feit dat op de auto in ieder geval al twee jaar moest worden afgeschreven. De vordering van Oostappen strandt derhalve reeds op deze grond.
7.3. Voor zover Oostappen het door haar gevorderde bedrag wenst te onderbouwen op grond van een vermeende afspraak tussen haar raadsman en [werknemer HAC], waartegen HAC niet zou hebben geprotesteerd(vgl. memorie na enquête nr. 2.3. slot), wordt dit door het hof gepasseerd, nu Oostappen aan deze stelling geen enkele vordering heeft verbonden.
7.4. Het hof heeft de grieven van Oostappen gezamenlijk behandeld. Deze grieven falen en het eindvonnis van de rechtbank van 28 mei 2003 zal derhalve worden bekrachtigd, onder aanvulling en verbetering van de gronden waarop het berust, met veroordeling van Oostappen in de kosten van het hoger beroep.
8. De beslissing
Het hof:
verklaart Oostappen niet ontvankelijk in haar beroep tegen het tussenvonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 april 2003 tussen partijen gewezen;
bekrachtigt, onder aanvulling en verbetering van de gronden waarop het berust, het eindvonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 mei 2003 tussen partijen gewezen;
veroordeelt Oostappen in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van HAC gevallen en tot op heden begroot op
E. 1.725,-- aan verschotten en E. 8.155,-- aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Groot-van Dijken, Fikkers en Van der Flier en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 27 september 2005.