Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5333

Datum uitspraak2005-11-02
Datum gepubliceerd2005-11-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/086025-00
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tandarts amputeert vinger of laat dit op zijn verzoek doen, zet een auto-ongeluk in scene en claimt vervolgens verzekeringspenningen. De rechtbank veroordeelt hem onder meer wegens oplichting en pogingen daartoe tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, een werkstraf voor de duur van 240 uren en een geldboete van € 25.000,-.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/086025-00 Uitspraak d.d.: 2 november 2005 tegenspraak / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] ([land]) op [geboortedatum], wonende te [postcode, adres, plaats] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2005. Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 november 1999 tot en met 1 december 1999 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, althans in Nederland, een meldingsformulier van arbeidsongeschiktheid met bijlage "verslag van het verkeersongeval van [verdachte]", bestemd voor MOVIR N.V. (vindplaats: p. 521-524) en/of (in totaal) zes schadeaangifteformulieren inzake een ongeval en/of arbeidsongeschiktheid (telkens) met bijlage "verslag van het verkeersongeval van [verdachte]", bestemd voor AEGON Schadeverzekering N.V. (vindplaats: p. 686-691) en/of Zürich Verzekeringen (vindplaats: p. 390-393) en/of VVAA Schadeverzekeringen N.V. (vindplaats: p. 412/413) en/of Elvia Verzekeringen (vindplaats: p. 457-460) en/of AXA Verzekeringen (vindplaats: p. 467-470) en/of Levob verzekeringen (vindplaats: p. 501-504) en/of een aangifteformulier van schade reisverzekering, bestemd voor VVAA Schadeverzekeringen N.V. (vindplaats: p. 414-417), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op voornoemd(e) formulier(en) en/of in voornoemde bijlage(n) te (doen) vermelden - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, ten gevolge van een ongeval (frontale botsing tegen een boom) op 9 november 1999 op de Brusselsesteenweg te Herent/Leuven (België) letsel had opgelopen, welk letsel (onder meer) bestond uit een amputatie van de wijsvinger van zijn linkerhand, en/of (vervolgens) (telkens) voornoemd(e) formulier(en) heeft ondertekend; (086025-00) art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 9 november 1999 tot en met 30 juni 2000 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, althans in Nederland, en/of te Herent, althans in België, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, AXA Zorg N.V., heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) fl. 123.981,- (ongeveer 56.355,- euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid , opzettelijk de wijsvinger van zijn, verdachtes, linkerhand geamputeerd en/of laten amputeren en/of (vervolgens) een eenzijdig ongeval (frontale botsing tegen een boom) veroorzaakt (in scene gezet) en/of (vervolgens) een schadeaangifteformulier in gebruik bij AXA Verzekeringen, waarop was vermeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, ten gevolge van een ongeval letsel had opgelopen, welk letsel (onder meer) bestond uit een amputatie van de wijsvinger van zijn linkerhand en/of dat hij, verdachte, daardoor arbeidsongeschikt was geworden, bij voornoemde verzekeringsmaatschappij ingediend, waardoor AXA Zorg N.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; (086025-00) art 326 Wetboek van Strafrecht 3. hij in of omstreeks de periode van 9 november 1999 tot en met 20 oktober 2000 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, althans in Nederland, en/of te Herent, althans in België, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, schadeverzekeringsmaatschappij(en) Aegon schadeverzekering N.V. en/of Zürich Verzekeringen en/of VVAA Schadeverzekeringen N.V. en/of Elvia Verzekeringen en/of Levob verzekeringen en/of MOVIR N.V. en/of AXA Schadeverzekeringen N.V. te bewegen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid opzettelijk de wijsvinger van zijn, verdachtes, linkerhand heeft geamputeerd en/of laten amputeren en/of (vervolgens) een eenzijdig ongeval (frontale botsing tegen een boom) heeft veroorzaakt (in scene gezet) en/of (vervolgens) (telkens) een schadeaangifteformulier bij voornoemde verzekeringsmaatschappij(en) heeft ingediend, waarop (telkens) was vermeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, ten gevolge van een ongeval letsel had opgelopen, welk letsel (onder meer) bestond uit een amputatie van de wijsvinger van zijn linkerhand, terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrij(f)(ven) (telkens) niet is voltooid; (086025-00) art 326 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Ontvankelijkheid van de officier van justitie Namens de verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging van verdachte op grond van het bepaalde in artikel 6 EVRM, aangezien tussen het gerechtelijk vooronderzoek (in concreto de doorzoekingen op 19 december 2000) en het onderzoek ter terechtzitting een onredelijk lange termijn is verstreken. De raadsman van verdachte vraagt de rechtbank het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie aan de overschrijding te verbinden en niet dat van strafvermindering, waarbij de raadsman een belangenafweging maakt met als conclusie dat het persoonlijk belang van zijn cliënt zwaarwegender is dan het maatschappelijk belang. De rechtbank stelt vast dat tussen de doorzoekingen op 19 december 2000 en heden vier jaar en ruim 10 maanden zijn verstreken. De rechtbank stelt tevens vast dat er sprake is geweest van een omvangrijk gerechtelijk vooronderzoek met onderzoekshandelingen die voor het merendeel op verzoek van de verdediging zijn uitgevoerd. Deze invloed van de verdediging op het procesverloop zou de rechtbank op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 2000, 721) in beginsel hebben doen besluiten dat geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. Echter, de periode van 13 februari 2003 (e-mailbericht van de rechter-commissaris aan de heer Kent in Virginia; de aankondiging van het formele verzoek) tot 16 april 2004 (Kent laat de verdediging weten dat hij het formele verzoek van de rechter-commissaris nimmer heeft ontvangen) acht de rechtbank onredelijk lang. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het de verdediging had gesierd, wanneer zij in die periode zelf naar de voortgang van de reconstructie - die immers op haar verzoek zou worden uitgevoerd - had geïnformeerd, maakt met name die vertraging in de zaak, dat de rechtbank van oordeel is dat over het geheel genomen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit echter niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, maar - indien aan alle voorwaarden tot een veroordeling van verdachte is voldaan - tot het opleggen van een lagere straf dan ingeval er geen sprake zou zijn geweest van overschrijding van de redelijke termijn. Zij baseert dit oordeel op het evidente en overwegende belang van de samenleving bij vervolging van ernstige feiten als de onderhavige. Verweren strekkende tot bewijsuitsluiting Door de verdediging is aangevoerd dat de conclusies van deskundige Kent voor discussie vatbaar zijn en niet gebezigd dienen te worden tot het eventuele bewijs. Gesteld is dat het onderzoeksresultaat wegens de gebruikte onderzoeksmethode niet betrouwbaar is, dat de mening van de deskundige onvoldoende is onderbouwd en dat de deskundige op het moment van het onderzoek niet meer onbevangen en onafhankelijk tegenover het onderzoek stond. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is niet aannemelijk dat de randen van de gaten in het stuur door de voorproeven met houten stokken stomper zijn geworden en daardoor niet meer representatief waren op het moment van de tests met de kadaverhanden. De dikte van de voor de proeven gebruikte vingers komt overeen met de dikte van verdachtes vinger vóór het ongeval (zoals is af te leiden uit de brief van de plastisch chirurg dr. Marck van 26 juli 2000; p. 674). De verdere kritiek van de verdediging op de methode van onderzoek – samengevat: de (te) beperkte rotatiehoek en de te geringe tegenkracht bij de eerste en tweede proef – wordt weerlegd door hetgeen de deskundige Kent omtrent de rotatiehoek (op p. 5 van het vertaalde rapport) heeft overwogen en door de uitkomst van de derde proef, waarbij de vinger én de pols strak waren vastgezet. Niet valt in te zien dat Kent zijn mening niet heeft kunnen en mogen baseren op de door hem uitgevoerde (drie) proeven, te meer niet waar zijn mening die van vele andere deskundigen bevestigt. De onbevangenheid en onafhankelijkheid van Kent staan wat de rechtbank betreft niet ter discussie. Uit niets is gebleken dat zijn methode van onderzoek en/of de daaruit voortgevloeide resultaten is/zijn beïnvloed door zijn per e-mail op 22 juni 2004 aan de rechter-commissaris geuite – niet onbegrijpelijke – eerste gedachte dat het wel erg onwaarschijnlijk is dat de ‘scherpe’ amputatie van verdachtes linkerwijsvinger door het gat in het stuur is veroorzaakt. Ook de omstandigheid dat het onderzoek niet exact is uitgevoerd op de door de verdediging gewenste wijze tast de waarde daarvan niet aan, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat de raadsman van de verdachte de naam en het adres van het aangezochte instituut, waaraan Kent is verbonden, bij de rechter-commissaris heeft opgegeven. Ten overvloede wijst de rechtbank er op dat het voor haar onbegrijpelijk is dat de raadsman zich bij pleidooi beroept op de bedenkingen van professor Kauer tegen een onderzoek als door Kent verricht, terwijl de raadsman nota bene uitdrukkelijk heeft verzocht om een experiment met kadaverhanden waarbij hij diezelfde bezwaren van professor Kauer als onvoldoende zwaarwegend terzijde heeft geschoven (brief raadsman aan rechter-commissaris de dato 8 april 2002). Daarnaast is namens verdachte geconcludeerd tot bewijsuitsluiting van de resultaten van het door Schalke & Partners uitgevoerde bloedonderzoek, nu er sprake is geweest van een onbevoegde monsterneming, de kans geenszins denkbeeldig is dat er met het bloedmonster is gemanipuleerd, de door prof. dr. Uges berekende concentratie lidocaïne direct door de hiervoor aangehaalde vormverzuimen is verkregen en er geen contra-expertise meer mogelijk is. De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Weliswaar ontbrak toestemming van verdachte ten tijde van de monsterneming in de auto, maar deze toestemming is achteraf alsnog gegeven. Bovendien is de rechtbank gebleken dat verdachte de auto ook zelf (getuige Leek p. 581) voor onderzoek door de verzekering wilde bewaren en uit niets is overigens gebleken dat verdachte op voorhand bezwaar zou hebben gehad tegen het daarvoor door de verzekeraars ingeschakelde bureau Schalke & Partners. Door een particulier die verstand van zaken heeft uit hoofde van zijn oude functie (technisch rechercheur bij de politie) is de monsterneming uitgevoerd. Als reeds overwogen is daarvoor achteraf toestemming gegeven. Hiermee is - in deze civielrechtelijke setting - naar het oordeel van de rechtbank tevens de bevoegdheid gegeven. Niet valt in te zien waarom de resultaten niet in deze strafzaak zouden mogen worden gebruikt. De namens verdachte naar voren gebrachte beweerdelijke manipulaties van het bloedonderzoek zijn volgens de rechtbank niet aannemelijk geworden. Met betrekking tot de onmogelijkheid van contra-expertise heeft de raadsman in zijn pleitnota verwezen naar een conclusie van AG Machielse (NJ 2001/327), die een vergelijking maakt met het niet kunnen uitvoeren van een tegenonderzoek bij een bloedonderzoek in een artikel 8 Wegenverkeerswet 1994-zaak. De raadsman concludeert dat volgens vaste jurisprudentie de eerder uitgevoerde bloedonderzoeken dan niet meer gebruikt mogen worden voor het bewijs. Volgens de rechtbank wordt de vergelijking met de conclusie van AG Machielse ten onrechte gemaakt, nu het bloedonderzoek in onderliggende zaak slechts aanvullende betekenis heeft. De omstandigheid dat tegenonderzoek niet meer mogelijk is, staat aan het gebruik van de resultaten van het bloedonderzoek niet in de weg. Nadere bewijsoverweging De rechtbank heeft het volgende vastgesteld. Verdachte is op 9 november 1999 omstreeks 14:20 uur op de Brusselsesteenweg te Herent bij Leuven in België met zijn auto tegen een aan de rechterkant van de rijbaan staande boom gebotst (p. 304/343). Ongeveer een uur tevoren was bij verdachte door een tandarts een noodvulling aangebracht, waarvoor 1 ampul lidocaïne, een lokaal verdovingsmiddel, was toegediend (p. 219). Bij die tandarts is verdachte, wanneer wordt afgegaan op haar verklaring (p. 220) en die van verdachte zelf, omstreeks 13.50 uur vertrokken. De botsing heeft plaatsgevonden omstreeks 14.20 uur, terwijl de benodigde rijtijd van de praktijk van die tandarts naar de plaats van de botsing hooguit 10 à 15 minuten bedraagt (p. 30). Zelfs als er veronderstellenderwijs van uit wordt gegaan dat verdachte na de behandeling door de tandarts nog heeft getelefoneerd voor het maken van een afspraak – hetgeen niet door het beweerdelijk gebelde bedrijf is bevestigd – zit er een gat tussen het moment van vertrek bij de tandarts en dat van de botsing. Verdachte is (kort) na de botsing in zijn auto aangetroffen met de veiligheidsgordel om. De wijsvinger van zijn linkerhand lag op de vloer van de auto (p. 251). Er zat bloed aan het stuur van de auto (p. 305). Er zijn geen scherpe elementen in de auto aangetroffen (p. 632). Er zijn geen schuif- of remsporen op het wegdek waargenomen (p. 305). Getuige [naam A], die verschillende malen is gehoord, heeft verklaard dat hij de (naar later bleek door [verdachte] bestuurde) auto tegemoet reed en dat deze plotseling tegen een boom stilstond (p. 217). Volgens deze getuige was er geen enkele hindernis op de rijbaan waarvoor de bestuurder diende uit te wijken (p. 308/316) en was er geen enkele oorzaak waarom het ongeval gebeurde (p. 654). Een van de ambulanciers van de brandweer (p. 251), die kort na de botsing ter plaatse kwam, heeft twijfels geuit over de bewusteloosheid van verdachte. In het ziekenhuis te Leuven hebben medici een “clear cut“ amputatie vastgesteld (p. 226/ 635). Blijkens het verslag gedateerd 29 november 2001 van de bijeenkomst van Ir. Lelieveld, ing. Makkinga, dr. Visser en prof. dr. Stapert (p. 1075) zijn deze deskundigen van oordeel dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de scherprandige klieving van de wijsvinger is ontstaan door plotselinge, zeer krachtige beweging van het stuurwiel ten opzichte van de vinger, kortom dat de amputatie van de vinger is veroorzaakt door voormeld ongeval. Dr. Kent is op grond van zijn bevindingen tot op een redelijke hoogte van deskundige zekerheid van mening dat de verwonding van verdachte niet werd opgelopen als gevolg van het insteken van de vinger door het gat in het stuurwiel ten tijde van de botsing. Zo rapporteert hij dat als de hand en de vinger worden tegengehouden zodat het stuurwiel wel een amputatie moet veroorzaken, de aard van de amputatie anders is dan het letsel dat bij verdachte is vastgesteld. Tevens kan hij zich geen situatie voorstellen waarbij de stompe rand van het gat in het stuurwiel een scherpe wond door het proximale kootje zou veroorzaken met nauwelijks schade aan de naastliggende gewrichten. Het op het stuur aangetroffen bloed was afkomstig van verdachte (p. 1072/NFI) en had een dermate hoog lidocaïnegehalte dat dat niet verklaard kon worden door de injectie van de tandarts (p. 609/prof. Uges), terwijl na het ongeval in België aan verdachte geen lidocaïne is toegediend (p. 643) en verdachte uit hoofde van zijn beroep van tandarts de beschikking had over lidocaïne en kennis van dat middel. Verdachte heeft verklaard dat hij een zwart gat heeft vanaf de Brusselsepoort (in Leuven) tot het moment dat hij bijkwam op de eerste hulp in het Leuvense ziekenhuis. Verdachte heeft in de jaren voorafgaand aan het ongeval een groot aantal arbeidsongeschiktheids- en persoonlijke ongevallenverzekeringen afgesloten, zelfs nog in oktober 1999. Verdachte heeft aan derden herhaaldelijk melding gemaakt van een contusio cerebri en van een hersenbeschadiging/-kneuzing, terwijl kort na het ongeval in het ziekenhuis in Leuven een – relatief lichtere – commotio is vastgesteld. Verdachte heeft zich ter terechtzitting weliswaar beroepen op hem door het revalidatiecentrum Groot Klimmendaal verstrekte informatie, maar hiervan is de rechtbank niets gebleken. Verdachtes verklaring over de montage van het sportstuur in de Suzuki (de ongevalsauto) blijkt niet te kloppen met hetgeen zijn echtgenote daarover heeft geschreven en evenmin met de verklaringen van vader en zoon [naam], eigenaren van een autosloperij waar het stuur volgens verdachte zou zijn gemonteerd; verdachtes echtgenote spreekt namelijk over 1999 (twee jaar na de aanschaf van de auto in 1997); vader en zoon [naam] (p. 236 en 247) verklaren dat zij, voor zover zij zich kunnen herinneren, nooit een dergelijk stuur in de auto van verdachte, wiens foto hun wordt getoond, hebben gemonteerd.. Verdachte heeft op 22 november 1999 een verslag van het verkeersongeval opgesteld dat hij als bijlage heeft gevoegd bij de diverse schadeaangifteformulieren die hij op of omstreeks diezelfde datum naar de verschillende verzekeringsmaatschappijen heeft gestuurd. Op grond van voormelde – in onderling verband en samenhang te beschouwen – feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat de amputatie van verdachtes linkerwijsvinger niet door de botsing, maar door verdachte zelf en/of (op verdachtes verzoek) een ander vóór de botsing is veroorzaakt. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij in de periode van 18 november 1999 tot en met 1 december 1999 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, een meldingsformulier van arbeidsongeschiktheid met bijlage "verslag van het verkeersongeval van [verdachte]", bestemd voor MOVIR N.V. en (in totaal) zes schadeaangifteformulieren inzake een ongeval en/of arbeidsongeschiktheid met bijlage "verslag van het verkeersongeval van [verdachte]", bestemd voor AEGON Schadeverzekering N.V.en Zürich Verzekeringen en VVAA Schadeverzekeringen N.V. en Elvia Verzekeringen en AXA Verzekeringen en Levob verzekeringen en een aangifteformulier van schade reisverzekering, bestemd voor VVAA Schadeverzekeringen N.V. - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op voornoemde formulieren en/of in voornoemde bijlagen te vermelden - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, ten gevolge van een ongeval (frontale botsing tegen een boom) op 9 november 1999 op de Brusselsesteenweg te Herent/Leuven (België) letsel had opgelopen, welk letsel bestond uit een amputatie van de wijsvinger van zijn linkerhand, en (vervolgens) telkens voornoemde formulieren heeft ondertekend; 2. hij in de periode van 9 november 1999 tot en met 30 juni 2000 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, AXA Zorg N.V., heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) fl. 123.981,- (ongeveer 56.355,- euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, opzettelijk de wijsvinger van zijn, verdachtes, linkerhand geamputeerd en/of laten amputeren en (vervolgens) een eenzijdig ongeval (frontale botsing tegen een boom) veroorzaakt (in scène gezet) en vervolgens een schadeaangifteformulier in gebruik bij AXA Verzekeringen, waarop was vermeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, ten gevolge van een ongeval letsel had opgelopen, welk letsel onder meer bestond uit een amputatie van de wijsvinger van zijn linkerhand en dat hij, verdachte, daardoor arbeidsongeschikt was geworden, bij voornoemde verzekeringsmaatschappij ingediend, waardoor AXA Zorg N.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; 3. hij in de periode van 9 november 1999 tot en met 20 oktober 2000 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, meermalen, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, schadeverzekeringsmaatschappij Aegon schadeverzekering N.V. en Zürich Verzekeringen en VVAA Schadeverzekeringen N.V. en Elvia Verzekeringen en Levob verzekeringen en MOVIR N.V. en AXA Schadeverzekeringen N.V. te bewegen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid opzettelijk de wijsvinger van zijn, verdachtes, linkerhand heeft geamputeerd en/of laten amputeren en (vervolgens) een eenzijdig ongeval (frontale botsing tegen een boom) heeft veroorzaakt (in scène gezet) en vervolgens telkens een schadeaangifteformulier bij voornoemde verzekeringsmaatschappij heeft ingediend, waarop was vermeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, ten gevolge van een ongeval letsel had opgelopen, welk letsel onder meer bestond uit een amputatie van de wijsvinger van zijn linkerhand, terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven telkens niet is voltooid; Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: feit 1: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd; feit 2: oplichting; feit 3: poging tot oplichting, meermalen gepleegd. Het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan in eendaadse samenloop met de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon van verdachte, zijn draagkracht, de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en de samenloopregeling van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, acht de rechtbank een geldboete, een voorwaardelijk gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte op geraffineerde wijze heeft geprobeerd het verzekeringsstelsel te ondermijnen, hetgeen hem overigens deels ook daadwerkelijk is gelukt. Hij heeft aangifte gedaan van een hem overkomen verkeersongeval, tengevolge waarvan zijn linkerwijsvinger is geamputeerd. Dat verkeersongeval is echter door hem zelf in scène gezet en daaraan voorafgaand heeft hij zelf zijn vinger geamputeerd of laten amputeren, teneinde verzekeringspenningen te verkrijgen op grond van diverse arbeidsongeschiktheids- en persoonlijke ongevallenverzekeringen, die hij tot kort voor het incident in België had afgesloten. Door verdachtes strafbare handelen is niet alleen aanzienlijk nadeel ontstaan voor Axa Verzekeringen, die tot uitkering is overgegaan, maar ook voor de overige betrokken verzekeringsmaatschappijen die onderzoekskosten hebben moeten maken, omdat bij hen vermoedens van frauduleus handelen waren gerezen. Geleid door de zucht naar illegaal gewin is verdachte eraan voorbij gegaan wat de gevolgen voor de verzekeringsmaatschappijen waren geweest indien zij hadden uitgekeerd en dat die gevolgen uiteindelijk plegen te worden afgewenteld op de premiebetalende burger. Op grond van bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de geldboete als door de officier van justitie is gevorderd onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de omvang van het (potentiële) nadeel, zodat de rechtbank een hogere geldboete zal opleggen. Anderzijds acht de rechtbank strafvermindering op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering op haar plaats, nu de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden, zoals hiervoor reeds is overwogen. Indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank naast de voorwaardelijke gevangenisstraf en de onvoorwaardelijk geldboete, die ook thans zullen worden opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben opgelegd. Een werkstraf was in dat geval naar het oordeel van de rechtbank geen passende strafmodaliteit geweest. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte. Een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 27, 45, 55, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen. Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 25.000,-- (vijfentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 260 (tweehonderdzestig) dagen hechtenis. Aldus gewezen door mr. De Bie, voorzitter, mrs. Van der Hooft en Lagarde, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 november 2005.