Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5462

Datum uitspraak2005-09-16
Datum gepubliceerd2005-11-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers05/1429
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aanslag leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een splitsingsvergunning. Nu de Verordening niet voorziet in de mogelijkheid leges te heffen bij verzoeken om informatie ten aanzien van de vergunbaarheid in verband met het quotumsysteem, ontbeert de heffing van de rechten terzake van de verzoeken wettelijke grondslag.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Nevenzittingsplaats HAARLEM Sector bestuursrecht, belastingkamer Registratienummer: AWB 05/1429 Uitspraakdatum: 16 september 2005 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, te Z, eiseres, en Secretaris Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Aan eiseres zijn met dagtekening 7 november 2002 twee legesaanslagen van in totaal € 1.220 opgelegd (hierna: de legesaanslagen). 1.2. Eiseres heeft hiertegen bij brieven met dagtekening 22 november 2002, ingediend door haar gemachtigde A., bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken van 11 maart 2005 heeft verweerder de bezwaren van eiseres afgewezen. 1.3. Bij brief van 18 april 2005, ingekomen op 19 april 2005, heeft eiseres hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. 1.4. Ter zitting van 29 augustus 2005 is namens eiseres voornoemde gemachtigde verschenen. Namens verweerder is B. verschenen. 2. De feiten 2.1. Sinds 1 oktober 2001 voert het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid (hierna: het stadsdeel), om het massaproces van de afhandeling van splitsingsvergunning te stroomlijnen en de werklast te verdelen, het beleid om slechts een bepaald aantal aanvragen voor splitsingsvergunningen (hierna: het quotum) per periode in behandeling te nemen. 2.2. Bij brief van eiseres van 1 oktober 2002 aan het bestuur van het stadsdeel is, voor zover van belang, het volgende vermeld: “In bovengenoemde hoedanigheid verzoek ik U, ten behoeve van belanghebbende, te mogen splitsen in appartementsrechten de onroerende zaken: (... volgt aanduiding onroerende zaken A-straat 1-3-5-7-9-11 en 13; B-straat 2 en 4 ...) welke eigendom zijn van X. (...) Ik verzoek U deze aanvraag vergunbaar te verklaren. Na ontvangst van Uw antwoord kan ik de uiteindelijke aanvraag met de te maken tekening laten indienen en de leges voldoen”. 2.3. Bij brief van 4 november 2002 deelt het stadsdeel aan eiseres, voor zover van belang, mede: “Hierbij bevestig ik u dat Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid uw aanvraag voor een splitsingsvergunning op bovengenoemd adres heeft ontvangen. Uw aanvraag is in behandeling bij de afdeling Vergunningen en geregistreerd onder het voorlopig aanvraagnummer 0. Binnenkort ontvangt u bericht of uw aanvraag compleet is en of hij binnen het quotum past. Pas als aan deze eisen voldaan is wordt deze beschouwd als een behandelbare aanvraag, dan zal uw aanvraag een definitief volgnummer krijgen. (...) Voor de behandeling van uw aanvraag bent u het stadsdeel het basisbedrag € 610 aan leges verschuldigd. De leges kunt u betalen met de acceptgirokaart die u binnenkort van het stadsdeel ontvangt.” 2.4. Eiseres verzoekt het stadsdeel bij brief van 22 november 2002: “(...) Wij vragen u eerst te bepalen of de aanvraag kan worden toegewezen alvorens leges in rekening te brengen. ? Verzoek Gelet op het vorenstaande verzoeken wij U te beslissen dat de splitsing daadwerkelijk vergunbaar is alvorens leges hoeft te worden betaald en nadere stukken moeten worden ingediend. Na ontvangst van uw bevestiging zullen wij de leges voldoen en eventueel door u verlangde stukken laten opmaken en bij u indienen.” 1.5. Bij brieven van 4 december 2002 wordt aan eiseres medegedeeld dat de aanvragen niet compleet zijn en nog niet verder in behandeling kunnen worden genomen. Verweerder heeft eiseres in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens op te sturen. Eiseres heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Verweerder heeft eiseres vervolgens bericht dat de aanvragen met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling zijn gesteld. 3. Het geschil 3.1. Tussen partijen is in geschil of de legesaanslagen aan eiseres terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd. 3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken. 4. Beoordeling van het geschil 1.1. Ingevolge artikel 1 van de Legesverordening 2002/1 van het stadsdeel (hierna: de Verordening) worden onder de naam leges rechten geheven ter zake van het door of vanwege het stadsdeel verlenen van diensten vermeld in deze verordening en in de daarbij behorende tabel. Op grond van par. 1.5.10.3 van de Tarieventabel bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 33 van de Huisvestingswet (splitsingsvergunning) indien de aanvraag betrekking heeft op een gebouw waarin zich een of meer woningen met een huurprijs onder de huurprijsgrens bevinden (basisbedrag) € 610. 1.2. In 2002 bestond op het moment van het bij het stadsdeel indienen van een aanvraag voor een splitsingsvergunning geen zekerheid of het stadsdeel de aanvraag daadwerkelijk in behandeling zou nemen. Informatie over de stand van het quotum werd niet algemeen bekendgemaakt. Op dit moment, in 2005, is de informatie over de mate waarin het quotum is bereikt algemeen verkrijgbaar via de website van het stadsdeel. Desgevraagd heeft eiseres verklaard dat, indien zij in oktober 2002 geen uitsluitsel verkreeg omtrent de vergunbaarheid, zij de aanvragen niet zou indienen. Mede gelet op de onder 2.2. en 2.4. genoemde brieven van eiseres en het feit dat eiseres de ontbrekende stukken niet heeft aangevuld, acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres inderdaad alleen de bedoeling heeft gehad om aan het stadsdeel een verklaring ter zake van vergunbaarheid in verband met het quotumsysteem te vragen. Gelet op de verwijzing naar het quotum in de brief van 4 november 2002 en de erkenning in het verweerschrift (onder 12.), “dat de faxen een verzoek tot vergunbaar verklaren van de voorgenomen splitsing” inhielden, acht de rechtbank ook aannemelijk dat het voor het stadsdeel duidelijk was dat het verzoek van eiseres in de eerste plaats betrekking had op de vergunbaarheid van de aanvraag in het licht van het quotumsysteem. 1.3. Gelet op het hiervoor onder 4.3. overwogene, is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat de vraag naar vergunbaarheid in dit geval geen betrekking heeft op de vergunning als zodanig, maar op de daaraan voorafgaande vraag of de aanvraag voor de vergunning in behandeling kan worden genomen. De beoordeling van deze voorvraag is naar het oordeel van de rechtbank niet te beschouwen als het belastbare feit van het in behandeling nemen van een aanvraag om een splitsingsvergunning in de zin van de Verordening. Nu gesteld noch gebleken is dat de Verordening in de mogelijkheid voorziet leges te heffen bij verzoeken om informatie ten aanzien van de vergunbaarheid in verband met het quotumsysteem, ontbeert de heffing van rechten ter zake van de verzoeken van eiseres om vergunbaarheid van de aanvragen wettelijke grondslag. 1.4. Hier doet niet aan af dat het stadsdeel in 2002 kennelijk het beleid voerde om de toetsing van de voorvraag - of de aanvraag binnen het quotum paste - te verrichten in het kader van de behandeling van een aanvraag. Nog daargelaten dat beleid, om een verzoek om vergunbaarheid aan te merken als een aanvraag voor een vergunning, geen wettelijke grondslag kan vormen voor het heffen van leges, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van het in behandeling nemen van een splitsingsaanvraag in de zin van de Verordening, nu het als aanvraag aangemerkte verzoek van eiseres in dit geval vanwege het ontbreken van stukken buiten behandeling is gesteld. Hier weegt mee dat op voorhand kenbaar was dat het een incomplete aanvraag betrof en dat eiseres op voorhand had aangegeven dat zij de stukken pas zou indienen op het moment dat zij uitsluitsel had omtrent vergunbaarheid. Bovendien was, blijkens de onder 2.3. opgenomen brief, ook naar het oordeel van het stadsdeel, op dat moment geen sprake van een behandelbare aanvraag. 1.5. Gelet op het hiervoor onder 4.1 tot en met 4.4. overwogene slaagt het beroep. De legesaanslagen kunnen niet in stand blijven. In dit verband kan behandeling van de overige stellingen van eiseres achterwege blijven. 5. Proceskosten De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, omdat de rechtbank niet gebleken is dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. 6. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - vernietigt de legesaanslagen; - gelast dat de gemeente het door eiser betaalde griffierecht van € 37 vergoedt. Deze uitspraak is vastgesteld door mr. A. Roelvink-Verhoeff. De beslissing is op 16 september 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D.N.N. Jansen, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.