Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5465

Datum uitspraak2005-10-20
Datum gepubliceerd2005-11-02
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers79114/ES RK 05-230
Statusgepubliceerd


Indicatie

De vrouw wenst om redenen van geloof geen echtscheiding, maar scheiding van tafel en bed. Man voert verweer en verzoekt de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank wijst het verzoek van de man toe, omdat in ons rechtsstelsel geen ruimte is om een huwelijksband tegen de wil van één van partijen in stand te laten.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht zaak- en rekestnummer: 79114 / ES RK 05-230 datum: 20 oktober 2005 Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: [de vrouw], wonende te [plaatsnaam], verzoekende, tevens verwerende partij, procureur aanvankelijk mr. G.A.M. van Dijk, thans mr. C.H.P. de Boer, advocaat aanvankelijk mr. D.J.I. Kroezen te Amsterdam, tegen: [de man], rechtens wonende te [plaatsnaam], feitelijk verblijvende te [plaatsnaam], gerekwestreerde, tevens verzoekende partij, procureur mr. J. de Haan. Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter griffie van deze rechtbank is op 7 maart 2005 het inleidende verzoekschrift van de vrouw ingekomen waarin wordt verzocht tussen partijen, Nederlanders, scheiding van tafel en bed uit te spreken. Voorts is hierbij verzocht nevenvoorzieningen als bedoeld in artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te treffen. De man heeft bij verweerschrift, tevens verzoekschrift, verweer gevoerd tegen de verzochte scheiding van tafel en bed en het verzoek te bepalen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn, en zich ten aanzien van het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de man zijnerzijds de rechtbank verzocht tussen partijen echtscheiding uit te spreken. Tevens heeft de man verzocht nevenvoorzieningen als bedoeld in artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te treffen. De vrouw heeft daarop een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2005, alwaar zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. De Boer, en de man, bijgestaan door mr. De Haan. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK Het ingediende verzoekschrift met overgelegde bescheiden voldoet aan de in artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vermelde voorschriften. De rechtbank heeft de in deze beschikking vermelde voornamen en geslachtsnamen van partijen en de datum en plaats van de huwelijksvoltrekking, alsmede voornaam, geboortedatum en -plaats van hun minderjarige kinderen overgenomen uit de desbetreffende bescheiden. Het gestelde omtrent de huwelijkssluiting, het huwelijksgoederenregime, de minderjarigen en de nationaliteit van partijen staat als niet weersproken en gedeeltelijk gestaafd door de overgelegde bescheiden vast. Voorts is als gesteld en erkend komen vast te staan dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw wenst echter, ondanks de door haar gestelde duurzame ontwrichting, dat de huwelijksband vanwege haar religieuze levensovertuiging in stand blijft. De vrouw heeft aangegeven dat zij de hoop en de verwachting heeft dat het tussen partijen nog eens goed komt. De man heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat het huwelijk naar zijn idee duurzaam is ontwricht en dat hij niet meer gelooft in een verzoening. De rechtbank zal het verzoek van de man, inhoudende dat tussen partijen de echtscheiding wordt uitgesproken, toewijzen. De enige grond voor echtscheiding is immers de duurzame ontwrichting. De vrouw heeft ook aan haar verzoek tot scheiding van tafel en bed ten grondslag gelegd dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Op het moment dat één van partijen tot de conclusie komt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en de andere partij dat niet weerspreekt of erkent kan de echtscheiding worden uitgesproken. Een scheiding van tafel en bed kan slechts worden uitgesproken wanneer beide partijen de wens hebben de huwelijksband in stand te laten. Binnen ons rechtstelsel is geen ruimte om een huwelijksband tegen de wil van één van partijen in stand te laten. De verzochte nevenvoorzieningen met betrekking tot de verdeling en het huurrecht van de echtelijke woning kunnen worden toegewezen, aangezien daartegen geen verweer wordt gevoerd en deze de rechtbank gegrond voorkomen. De ouders blijven ingevolge artikel 251 lid 2 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen: [naam dochter 1], geboren te [plaatsnaam], op [geboortedatum], [naam dochter 2], geboren te [plaatsnaam], op [geboortedatum], [naam dochter 3], geboren te [plaatsnaam], op [geboortedatum], Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man zijn aanvankelijke verzoek te bepalen dat de woonplaats van de minderjarigen tussen partijen gelijkelijk zal worden verdeeld, zodat sprake is van een co-ouderschapregeling, niet langer gehandhaafd. Het verzoek van de vrouw te bepalen dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij haar zullen hebben kan daarmee worden toegewezen. Tussen partijen is nog in geschil de omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man verzocht een omgangsregeling vast te stellende inhoudende dat de minderjarigen twee van de drie weekenden bij hem zullen verblijven en wel van zaterdagmorgen 10.00 uur tot zondag na het avondeten. De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de verzochte omgangsregeling. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij de caravan waar de man verblijft geen geschikte plek vindt voor de drie (nog zeer jonge) kinderen om te overnachten. Zij heeft verzocht om een omgangsregeling vast te stellen van één zaterdag per twee weken van 10.00 uur tot 16.00 uur. De rechtbank deelt het standpunt van de vrouw dat een caravan voor zulke jonge kinderen geen geschikte plaats om te overnachten. De rechtbank zal daarom na te melden omgangsregeling vaststellen. De man zal, indien hij uitbreiding wenst van deze regeling, een woonsituatie moeten creëren die geschikt is voor de kinderen. De rechtbank gaat er overigens wel van uit dat partijen, in onderling overleg, voor de vakanties enige extra dagen afspreken waarop de minderjarigen naar de man zullen gaan. DE BESLISSING De rechtbank : Spreekt tussen partijen, op [huwelijksdatum en -plaats] gehuwd, ECHTSCHEIDING uit. Bepaalt dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij de vrouw zullen hebben. Bepaalt dat de omgang tussen de minderjarigen en de man als volgt wordt geregeld: De minderjarigen zullen iedere zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur bij de man verblijven. Bepaalt dat partijen met elkaar over zullen gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap waarin partijen zijn gehuwd en benoemt, tenzij partijen binnen acht dagen na inschrijving van deze beschikking anders overeenkomen, notaris mr. G.W.Nagtglas Boot te Alkmaar, respectievelijk de ambtelijke bewaarder van zijn protocol om op een door deze te bepalen tijd en plaats de verdeling te bewerkstelligen. Benoemt voorts mrs. T. Mekkelholt en N. van der Wal, advocaten te Alkmaar, tot onzijdige personen om de man, respectievelijk de vrouw, te vertegenwoordigen bij de verdeling, indien de man, respectievelijk de vrouw, daartoe niet meewerkt of wegblijft. Bepaalt dat de vrouw met ingang van heden huurster zal zijn van de woning aan [straatnaam] te [plaatsnaam]. Verklaart deze beschikking, behoudens ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht. Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van DONDERDAG 20 oktober 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.