Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5581

Datum uitspraak2005-10-28
Datum gepubliceerd2005-11-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4157 ANW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Opposant heeft geen gronden ingediend die zien op het overschrijden van de beroepstermijn.


Uitspraak

04/4157 ANW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposant], wonende te [woonplaats] (Marokko), opposant, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Opposant heeft bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Amsterdam op 8 juni 2004, kenmerk AWB 02/4841 ANW, tussen partijen gegeven uitspraak. Bij uitspraak van 17 december 2004 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het hoger beroepschrift niet binnen de daartoe geldende termijn bij de Raad is ingediend. Tegen deze uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend, gedateerd 17 januari 2005. Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 16 september 2005, waar partijen - geopposeerde met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen. II. MOTIVERING In de uitspraak waartegen opposant in verzet is gekomen heeft de Raad overwogen dat hetgeen opposant heeft aangevoerd als reden voor het te laat indienen van het beroepschrift, te weten dat hij de uitspraak laat heeft ontvangen en dat hij vanwege omstandigheden niet binnen de daarvoor gestelde termijn hoger beroep aan kon tekenen, geen grond bevat op basis waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest. Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad de vraag te beantwoorden of het hoger beroep bij zijn uitspraak van 17 december 2004 terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. In het verzetschrift heeft opposant de Raad onder meer verzocht zijn dossier opnieuw in behandeling te nemen en een nieuwe beschikking af te geven. Opposant heeft geen redenen aangevoerd voor het overschrijden van de beroepstermijn. Bij brieven van 8 februari 2005 en 11 maart 2005 heeft de Raad opposant in de gelegenheid gesteld nadere verzetsgronden in te dienen. Opposant heeft geen gronden ingediend die zien op het overschrijden van de beroepstermijn. De Raad stelt derhalve vast dat opposant in verzet geen gronden heeft aangevoerd die afbreuk doen aan de uitspraak waartegen opposant in verzet is gekomen. Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2005. (get.) J. Janssen. (get.) J.E. Meijer. RG