Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5739

Datum uitspraak2005-11-08
Datum gepubliceerd2005-11-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607197-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeelde onderwijzer in Almere terzake van ontucht en kinderporno.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Strafkamer te Lelystad Parketnummer: 07/607197-05 Uitspraak 8 november 2005 S T R A F V O N N I S in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte] geboren op [geboortedatum en -plaats], wonende te [woonplaats], thans verblijvende [verblijfplaats]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2005. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.N. Holtrop, advocaat te Almere. De officier van justitie, mr. M.A. Bult, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het als 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt de ter terechtzitting van 25 oktober 2005 op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering aangepaste tenlastelegging) BEWIJS De rechtbank overweegt als volgt. De verdachte heeft zowel ten overstaan van de politie als ter terechtzitting ontkend de onder 1 tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd. Daar tegenover staan gedetailleerde verklaringen van de kinderen die aangifte hebben gedaan. Een vijftal verklaringen is, op verzoek van de verdediging, door prof dr. R. Bullens nader onderzocht. Dr. Bullens concludeert dat het onderzoek zowel belangrijke aanwijzingen c.q. argumenten pro als contra oplevert die in gedragswetenschappelijk opzicht geacht kunnen worden betrekking te hebben op de geloofwaardigheid van de verklaringen van de verschillende kinderen. De weging van deze argumenten acht dr. Bullens niet zijn taak. De rechtbank heeft op basis van een kritische beschouwing van de verklaringen van de kinderen en van de DVD-opnamen van de studioverhoren de overtuiging gekregen dat de verdachte strafrechtelijk grensoverschrijdend gedrag heeft betoond tegenover de kinderen. De rechtbank acht het weliswaar niet uit te sluiten dat 'ruis' is ontstaan als gevolg van plegergeruchten en de daarop volgende bevraging van verschillende ouders van hun kinderen, maar dat geldt met name voor de later afgelegde verklaringen. De eerste verklaringen en aangiften zijn spontaan gedaan en kunnen niet als 'ruis' worden afgedaan. Ten aanzien van de later afgelegde verklaringen is niet aannemelijk geworden dat daar waar gesproken wordt over strafrechtelijk grensoverschrijdend gedrag dit het gevolg zou zijn van 'ruis' dan wel plegergeruchten. De rechtbank weegt voorts zwaar mee dat de kinderen zonder uitzondering -evenals overigens de ouders- zeer gesteld waren op verdachte en derhalve, zoals ook dr. Bullens concludeert, geen motief hadden om valse of onware verklaringen omtrent de verdachte af te leggen. De verdachte heeft eveneens ontkend het onder 2 tenlastegelegde feit te hebben gepleegd. De rechtbank constateert echter dat hij geen verklaring heeft kunnen geven voor de pregnante aanwezigheid in zijn huis (waarin hij alleen woonde) van kinderporno. De rechtbank laat in het midden of verdachte op de hoogte is geweest van de inhoud van de DVD's, waarvan hij zegt dat hij deze kort voor zijn aanhouding in Amsterdam heeft gekocht. Ook wanneer deze DVD's buiten beschouwing worden gelaten blijft staan dat in verdachtes woning, onder andere op zijn computer (onder de noemer: "mijn documenten"), maar ook op diskettes en de overige DVD's, een hoeveelheid kinderporno is aangetroffen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte als 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding). Van het als 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1 ontucht plegen met een aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht en met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, Feit 2 een afbeelding van een seksuele gedraging en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, in zijn bezit heeft, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank vindt in dit geval een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Op de voet van artikel 55, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht zal voor wat betreft de strafoplegging alleen artikel 249 van het Wetboek van Strafvordering worden toegepast. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een negental jonge kinderen in een omgeving waarin zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen, gedurende een langere periode. Voorts heeft verdachte daarbij op grote schaal misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen, dat hij in de hoedanigheid van onderwijzer genoot. Dat de verdachte in het bezit was van kinderporno, waarbij ook zeer jonge kinderen betrokken waren, neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. Bedenkelijk is in dit verband dat verdachte nog immer zegt niet in te zien dat er bij hem seksuele problematiek bestaat. De rechtbank is van oordeel dat het voor verdachte goed zou zijn indien er een onderzoek naar zijn persoon zou worden gedaan naar de oorzaak van dit grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank betreurt het dan ook dat verdachte niet wenst mee te werken aan een dergelijk onderzoek. Op deze wijze maakt hij immers behandeling van zijn problematiek onmogelijk en is recidive helaas niet uit te sluiten. De rechtbank zal deswege ook het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met verplicht reclasseringscontact en behandeling achterwege laten. Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 10 oktober 2005 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest; - een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 8 juli 2005 uitgebracht door de Stichting Reclassering Nederland. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het als 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het als 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en M.A.A. ter Meer-Siebers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.R. Verstraeten, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2005. Mr. Nieuwenhuis voornoemd, was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. ------------------------- Gebruiker: Henri Wolf Instantie: Rechtbank Zwolle -------------------------