Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5751

Datum uitspraak2005-11-08
Datum gepubliceerd2005-11-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/14 WAO + 05/15 WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Aangevoerde redenen vormen geen aanleiding om de termijnoverschrijding te excuseren.


Uitspraak

05/14 WAO 05/15 WW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposante], wonende te [woonplaats], opposante, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens opposante heeft R.Ch.F. Pastoor, echtgenoot van opposante, hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Utrecht op 17 november 2004, onder reg.nrs. SBR 03/1389 en SBR 03/2139, tussen partijen gegeven uitspraak. Bij uitspraak van 23 maart 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposante is bij voornoemde gemachtigde van de uitspraak van de Raad in verzet gekomen. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 27 september 2005, waar voor opposante is verschenen haar gemachtigde R.Ch.F. Pastoor, terwijl geopposeerde met voorafgaand bericht niet is verschenen. II. MOTIVERING Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of hij bij zijn uitspraak van 23 maart 2005 terecht heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is te achten. Hetgeen in het verzetschrift en ter zitting is aangevoerd - en in essentie overeenkomt met het gestelde door de gemachtigde van opposante in zijn in de uitspraak van 23 maart 2005 besproken faxbericht van 28 januari 2005 - heeft de Raad niet tot een ander oordeel geleid dan hetwelk is neergelegd in zijn uitspraak van 23 maart 2005. De Raad merkt hierbij op dat de door de gemachtigde van opposante aangevoerde redenen geen aanleiding geven om de termijnoverschrijding te excuseren. Het beroepschrift is een dag na het verstrijken van de beroepstermijn per fax verzonden en op die dag ter griffie van de Raad ontvangen. De beroepstermijn van zes weken is een termijn van openbare orde. Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb, ongegrond te worden verklaard. Gelet op het zesde lid van laatstgenoemd artikel blijft de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas als voorzitter en mr. J.W. Schuttel en mr. C.W.J. Schoor als leden, in tegenwoordigheid van J.W. Engelhart als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2005. (get.) K.J.S. Spaas. (get.) J.W. Engelhart. MH