Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5780

Datum uitspraak2005-11-07
Datum gepubliceerd2005-11-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/800941-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

De zaak betreft een tweetal feiten: verkrachting van een meisje onder zes jaar oud en het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid kinderporno. In het vonnis is een bewijsoverweging opgenomen betreffende de bewezenverklaarde verkrachting en meer in het bijzonder ten aanzien van de dwang waaronder een en ander is begaan


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Parketnummer(s): 02/800941-05 1 Partijen. Onderzoek van de zaak. In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen: [naam verdachte], geboren op [datum [woonplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B), Grave, heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen. De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda. 2 De tenlastelegging. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat 1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2005 te Rijsbergen, gemeente Zundert en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slacht[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) zijn vinger(s) en/of zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of (vervolgens) met zijn vinger(s) op en neergaande bewegingen gemaakt in haar vagina en/of hebbende verdachte (telkens) met zijn vinger(s) en/of zijn penis langs/over/tegen de vagina van die [slachtoffer] gewreven en/of (telkens) met zijn tong de vagina van die [slachtoffer] gelikt, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - die [slachtoffer] met lichamelijk(e) en/of geestelijk(e) overmacht en/of overwicht, voortvloeiende uit de feitelijke verhouding volwassenen-kind heeft overrompeld heeft en/of - tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij over voormelde seksuele handelingen niets mocht vertellen omdat zij en/of hij anders naar de gevangenis moest/moesten en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; art 242 Wetboek van Strafrecht subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 1 jan 2003 tot en met 28 juni 2005 te Rijsbergen, gemeente Zundert, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) zijn vinger(s) en/of zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of (vervolgens) met zijn vinger(s) op en neergaande bewegingen gemaakt in haar vagina en/of hebbende verdachte (telkens) met zijn vinger(s) en/of zijn penis langs/over de vagina van die [slachtoffer] gewreven en/of met zijn tong de vagina van die [slachtoffer] gelikt; art 244 Wetboek van Strafrecht tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2005 te Rijsbergen, gemeente Zundert, meermalen, althans eenmaal (telkens) met [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit (telkens) met zijn vinger(s) en/of zijn penis langs/over/tegen de vagina van die [slachtoffer] te gaan en/of te wrijven en/of (telkens) met zijn tong de vagina van die [slachtoffer] te likken; art 247 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2005 te Rijsbergen, gemeente Zundert, in elk geval in Nederland, één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, te weten een of meer computer(s) en/of de harddisk(s) van een computer, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen (in totaal 890 afbeeldingen), te weten (onder andere) * (een) afbeelding(en) waarop een volwassen man zijn penis oraal en/of vaginaal en/of anaal inbrengt en/of ingebracht houdt bij een persoon, kennelijk jonger dan achttien jaar (zie pag 110/111, onder andere afbeelding 1, 2, en/of 9) en/of * (een) afbeelding(en) waarop een of meer perso(o)n(en), kennelijk jonger dan achttien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed (een) pose(s) aanneemt/aannemen gericht op seksuele prikkeling en/of waarbij de/het geslachtsde(e)l(en) van die perso(o)n(en) nadrukkelijk in beeld is/zijn gebracht (zie pag 110/111, onder andere afbeelding 3, 12 en/of 13) en/of * (een) afbeelding(en) waarop een persoon, kennelijk jonger dan achttien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed, een winterwortel in haar vagina inbrengt (zie pag 110, afbeelding 4) bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad; art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht 3 De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4 De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen. 6 Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7 De bewezenverklaring. Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. primair in de periode van 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2005 te Rijsbergen, meermalen, door een feitelijkheid en bedreiging met een andere feitelijkhed[slacht[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn vinger en zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en met zijn vinger op en neergaande bewegingen gemaakt in haar vagina en hebbende verdachte met zijn vinger en zijn penis over/tegen de vagina van die [slachtoffer] gewreven en met zijn tong de vagina van die [slachtoffer] gelikt, en bestaande die feitelijkheid en die bedreiging met die andere feitelijkheid hierin dat verdachte - die [slachtoffer] met geestelijk overwicht, voortvloeiende uit de feitelijke verhouding volwassene-kind heeft overrompeld en tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij over voormelde seksuele handelingen niets mocht vertellen omdat zij en hij anders naar de gevangenis moesten en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 2. in de periode van 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2005 te Rijsbergen, een gegevensdrager, te weten een computer en/of de harddisk van een computer, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen (in totaal 890 afbeeldingen), te weten -onder andere- * afbeeldingen waarop een volwassen man zijn penis oraal en/of vaginaal en/of anaal inbrengt en/of ingebracht houdt bij een persoon, kennelijk jonger dan achttien jaar en * afbeeldingen waarop een of meer perso(o)n(en), kennelijk jonger dan achttien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed (een) pose(s) aanneemt/aannemen gericht op seksuele prikkeling en/of waarbij de/het geslachtsde(e)l(en) van die perso(o)n(en) nadrukkelijk in beeld is/zijn gebracht en * -een afbeelding waarop een persoon, kennelijk jonger dan achttien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed, een winterwortel in haar vagina inbrengt bij welke vorenbedoelde afbeelding-en---telkens--een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, in bezit heeft gehad; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen onder feit 1 primair en onder feit 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8 Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. 8.1 De bewijsmiddelen. 8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs. De raadsman van verdachte heeft ter zitting betoogd dat verdachte van de verkrachting van [voornaam slachtoffer] dient te worden vrijgesproken gelet op de omstandigheid dat zij op geen enkele wijze zou zijn gedwongen tot het dulden van de ontuchtige handelingen door verdachte. De rechtbank overweegt in deze het volgende. Gelet op het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en [voornaam slachtoffer] en de onderlinge verhouding tussen beide, welke zich kenmerkte door het hebben van een vertrouwensband – verdachte was immers een oppas en (als oudere neef) een soort oom voor [voornaam slachtoffer] – is de rechtbank van oordeel dat verdachte een groot geestelijk overwicht had op het [voornaam slachtoffer], mede waardoor zij werd gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden. Daarnaast heeft verdachte haar medegedeeld dat indien zij hiervan melding zou maken, zij beiden achter de tralies zouden belanden en vonden de handelingen in het ouderlijk huis van verdachte plaats, hetgeen het gedwongen karakter van de handelingen eens te meer benadrukt. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat de omstandigheid dat het slachtoffer niet heeft getracht zich aan deze seksuele handelingen te onttrekken, dan wel op andere wijze blijk heeft gegeven dat de desbetreffende gedragingen tegen haar wil plaatsvonden, geen afbreuk doet aan het voorgaande. Zij was immers nog maar 6 jaar oud en mocht niet in staat worden geacht haar wil daaromtrent kenbaar te maken. 9 De strafbaarheid van het bewezene. Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op: Feit 1 Primair. Verkrachting, meermalen gepleegd. Feit 2. Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben. 10 De strafbaarheid van verdachte. Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen. 11 De straffen en maatregelen. 11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf. Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen. 11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact. Verdachte heeft zich veelvuldig schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen bij [voornaam slachtoffer], het zesjarige dochtertje van zijn nicht, die regelmatig bij zijn moeder – alwaar verdachte eveneens woonachtig was – op bezoek kwam. Verdachte paste op [voornaam slachtoffer] wanneer haar moeder en zijn moeder in gesprek waren. Samen gingen zij vervolgens naar boven om spelletjes te doen. Verdachte zag hierin echter, misbruik makend van de gelegenheid die zich voordeed, aanleiding om het onschuldige karakter van deze spelletjes om te vormen tot spelletjes van meer seksuele aard. Verdachte heeft vervolgens zijn seksuele lusten op [voornaam slachtoffer] gebotvierd door haar meisjeslichaam op een vergaande wijze te verkennen. De omstandigheid dat zij, aldus verdachte, in zekere zin haar medewerking hieraan heeft verleend, doet, zo al juist, aan de ernst van het feit niet af. Verdachte heeft hierdoor op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [voornaam slachtoffer] geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat als gevolg van dat fysieke misbruik de geestelijke gezondheid van het slachtoffer ernstig kan worden geschaad. Deze geestelijke schade kan van lange duur zijn temeer omdat een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, door dit delict is doorkruist. Dat [voornaam slachtoffer] schade heeft opgelopen tengevolge van het seksuele misbruik blijkt wel uit de schriftelijke slachtofferverklaring en het feit dat zij bij een psycholoog onder behandeling is geweest. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen op zijn computer. Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen vaak seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van deze kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno afnemen, verzamelen en verspreiden. De rechtbank overweegt hiertoe nog in het bijzonder dat zij, ondanks het gegeven dat dit feit niet afzonderlijk is tenlastegelegd, het verdachte ten zeerste kwalijk neemt dat hij naast het verzamelen van kinderporno van onbekende kinderen, tevens zijn eigen kinderporno heeft vervaardigd in die zin dat hij van [voornaam slachtoffer] naaktfoto’s, mede inhoudende foto’s van haar vagina, heeft gemaakt. De rechtbank zal hiermee echter geen rekening houden bij de straftoemeting. De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van verdachte. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het betreffende verdachte opgestelde psychiatrische rapport d.d. 30 augustus 2005 van drs. Boeykens. Dit rapport meldt dat verdachte in staat was om voorafgaande aan de feiten te beseffen dat het plegen van ontuchtige handelingen in geen geval geoorloofd is. Samengevat is verdachte te beschouwen als een uiteindelijk weinig geprofileerde, enigszins lustbepaalde man met weinig uitgerijpte objectrelaties en zelfs enkele ontwijkende kenmerken. Toch kan uiteindelijk niet van een persoonlijkheidsstoornis van het ontwijkende of het onrijpe type worden gesproken. Hiertoe is gebrek aan profilering en uitrijping te weinig uitgesproken. Bij verdachte kan niet van pedofilie gesproken worden. Opportunistische factoren hebben in de objectkeuze van verdachte een belangrijke rol gespeeld. Gelet op het voorgaande acht drs. Boeykens verdachte geheel toerekeningsvatbaar. Anders dan de raadsman van verdachte, die heeft gesteld dat drs. Boeykens te kort met zijn cliënt heeft gesproken om een gedegen oordeel ten aanzien van de persoon van verdachte te kunnen geven, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de expertise van drs. Boeykens te twijfelen, zodat zij de desbetreffende conclusie tot de hare maakt. Drs. Boeykens is voorts van mening dat soortgelijke opportunistische factoren als in het onderhavige geval, de kans op recidive in de hand zullen werken. Voorts is in dit kader het ontbreken van een relatie met een volwassen vrouw van belang. In tegenstelling tot het advies van drs. Boeykens, dat inhield dat de begeleiding van verdachte door de reclassering op vrijwillige basis zou kunnen plaatsvinden, is de rechtbank van oordeel dat deze begeleiding, gelet op het gebrek aan inzicht van verdachte in zijn handelen, juist in een verplicht kader dient te geschieden. Zij vindt hierbij onder meer aansluiting bij het voorlichtingsrapport van de reclassering betreffende verdachte d.d. 18 oktober 2005. De reclassering adviseert de rechtbank immers om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op de leggen met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder behandeling dient te stellen bij de forensische polikliniek te Roosendaal. Verdachte heeft ter zitting op geen enkele wijze spijt of berouw getoond ten aanzien van de gepleegde feiten, doch lijkt zichzelf veeleer als een slachtoffer te beschouwen dan als een dader. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat enkel een gevangenisstraf van geruime duur de ernst van de feiten kan rechtvaardigen. Niettemin ziet zij aanleiding een gedeelte hiervan voorwaardelijk opleggen. Enerzijds beoogt de rechtbank hiermee te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan soortgelijke feiten schuldig zal maken. Anderzijds maakt deze voorwaardelijke straf de oplegging van het verplichte reclasseringscontact mogelijk, nu de rechtbank dit ten zeerste noodzakelijk acht. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan hetgeen ten laste van verdachte bewezen is verklaard. Gelet op de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, en gezien de ernstige omstandigheden van de onderhavige zaak, acht de rechtbank de oplegging van een langer onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf passend en geboden dan zoals door de officier van justitie is gevorderd. 12 De overwegingen omtrent het beslag. 12.1 De overwegingen omtrent de onttrekking aan het verkeer. Het volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten de harde schijf bevattende kinderpornografisch materiaal en behorende bij de computer vermeld onder nr. 1 op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat het bewezenverklaarde feit 2 is begaan met betrekking tot dit voorwerp. Voorts is dit voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. 12.2 De overwegingen omtrent de teruggave aan verdachte. De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslaggenomen voorwerpen, aan verdachte, met uitzondering van de harde schijf behorende bij de computer onder nr. 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en deze onder verdachte in beslag zijn genomen. 13 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij [voornaam slachtoffer] [slachtoffer], wonende [adres slachtoffer], heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 2354,72 terzake van hetgeen onder 7 bij feit 1 primair is bewezen verklaard. Dit bedrag is gesplitst in € 210,-- terzake van de kosten van de psycholoog, € 69,72 ten aanzien van de gemaakte reiskosten, € 2000,- bij wijze van voorschot ten aanzien van de immateriële schade en € 75,-- terzake van de kosten voor rechtsbijstand. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bij feit 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreekse materiële schade heeft geleden tot de gevorderde bedragen ad € 210,-- en ad € 69,72. Voorts is gebleken dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, welke schade naar billijkheid zal worden begroot op € 2000,--. De toe te wijzen schadevergoeding zal in totaal derhalve € 2279,72 bedragen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde kosten voor rechtsbijstand voor toewijzing in aanmerking komen. Gelet op het voorgaande kan het gehele gevorderde bedrag bij wijze van voorschot worden toegewezen. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [voornaam slachtoffer] [slachtoffer], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 9 bij feit 1 primair, is toegebracht. 14 De toepasselijke wetsartikelen. De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 242 van het Wetboek van Strafrecht. 15 De beslissing. RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt. Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven. Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en onder feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten. Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar. Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden. Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of na te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd: - dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder behandeling dient te stellen bij de forensische polikliniek te Roosendaal. Zij draagt overeenkomstig artikel 14d van het wetboek van strafrecht voormelde reclasseringsinstelling op de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden. Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf. Zij verklaart aan het verkeer onttrokken het onder 12.1 omschreven voorwerp. Zij gelast de teruggave aan verdachte van de onder 12.2 omschreven voorwerpen. Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2279,72 (zegge: tweeduizend tweehonderd negenenzeventig euro tweeënzeventig), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering. Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 75,-- (zegge: vijfenzeventig euro). Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [voornaam slachtoffer] [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 2279,72 (zegge: tweeduizend tweehonderd negenenzeventig euro tweeënzeventig), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 45 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. Holtkamp, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Volkers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Vliegenberg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 november 2005, zijnde mr. Holtkamp buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.